Gister heb ik college gegeven over de lijdende vorm, de talige constructie waar ik zelf onderzoek naar deed (proefschrift). Dat was natuurlijk wel bijzonder en er is een hoop over te bloggen. Om te beginnen iets wat ik in de voorbereiding ontdekte: Engels is een nog ergatievere taal dan ik wist. Ik leg het uit, en ga daarbij wel taalkundig te werk, dus heel praktisch wordt deze blogpost niet.
Ergativiteit is het verschijnsel dat het object van handeling centraal staat in de zin, en niet, zoals bij de meeste ons bekende talen, het subject (de handelende persoon). Er zijn ergatieve talen, maar ook ergatieve constructies binnen talen waarin dat niet de hoofdmoot is. Wij zeggen ‘ik lees een boek’ en daarin is de lezer, ik, centraal (dat is een beetje vage notie, maar zoiets dus, anders wordt het ingewikkeld). Dat is een standaardzin. Wij kennen daarnaast ook ergatieve constructies: ‘dat boek leest lekker’, maar dat zijn uitzonderingen. Een andere manier om het boek centraal te krijgen is met een passief: ‘het boek werd gretig gelezen’ – daar zit ‘m de overlap tussen ergativiteit en mijn promotie-onderwerp, vandaar ook mijn interesse.
Wat ik wist, is dat het Engels op een paar interessante punten afwijkt van het Nederlands, voor wat betreft de lijdende vorm en aanverwanten. Zo kent het Engels alleen een lijdende vorm met to be, ons hulpwerkwoord zijn, en niet met become, ons worden-passief, en kent het Engels geen onpersoonlijk passief, zoals ons ‘er wordt gedanst’ (’there is danced’ – nee). Ik wist ook dat het Engels wat anders omgaat met wat er grammaticaal onderwerp van een zin kan zijn: ’this chapter describes…’ kan makkelijker dan bij ons, wij ervaren dat meer als personificatie, en dus zullen wij daarvoor eerder een lijdende zin gebruiken: ‘in dit hoofdstuk wordt beschreven…’
En dan heb je nog dat fascinerende verschijnsel dat een Engelstalige het over zichzelf heeft als me en niet als I – in de vorm van het object dus, niet van het subject. Probeer maar uit en wijs ze maar aan: de Nederlander zegt ‘wie, ik?’; de Brit ‘who, me?’ Ook dat heeft consequenties voor de rolverdeling in zinnen, al weet ik niet precies welke.
Waar het op lijkt, is dat in het Engels een net iets ander mechanisme een rol speelt dan wat ik voor mijn proefschrift ontrafelde voor het Nederlands. In onze taal speelt ik een centrale rol in ons grammaticale en mogelijk ook conceptuele systeem, want we projecteren een ‘net als ik’-heid op grammaticale onderwerpen. Voor de bewijsvoering daarvoor: zie Cornelis (1997).
(Klein tipje van die sluier: het is (volgens mij) niet toevallig dat zo veel mensen ‘de reizigers worden verzocht uit te stappen’ als grammaticaal correct ervaren – wat het niet is als je gaat ontleden. ‘Reizigers’ zijn echter ‘net zoals ik’, veel meer dan de bijzin die eigenlijk het grammaticaal onderwerp van wordt is hier. Vandaar dat de reizigers zich opdringt. Nou, zo heel in het kort dus.)
En dan denk ik: projecteren Engelstaligen met hun me en minder personificatie misschien minder ik en meer naar de objectsrol? Geen idee. Ik zou uit moeten knobbelen hoe je dat precies onderzoekt. In elk geval is er verschil.
Wat ik in de voorbereiding van het college ontdekte, is dat Engels ook nog eens een stap ergatiever is dan het Nederlands. Ik stuitte op de voorbeeldzin ‘she photographs well’ (zie hier). Die betekent niet dat zij mooie foto’s maakt, maar dat zij mooi op de foto stáát. Wij zouden zeggen: ‘ze is fotogeniek’, of ‘ze staat er altijd goed op’. Dat wil zeggen dat de zin ergatief is: she is inhoudelijk het object, de gefotografeerde, maar in de zin het grammaticaal subject. Op een manier die in het Nederlands echt niet kan.
Ik vind het fascinerend. Nederlands en Engels zijn nauw verwante talen: uit dezelfde taalfamilie en buren met veel taalcontact. En dan toch deze grote verschillen. Die consequenties hebben voor vertalen, zeker als je dat precies wil doen.
Wordt vervolgd, maar dat kan even duren, want ik ga een drukke week in. Die eindigt met een college over naamwoordstijl, alweer zo’n hot topic voor schrijfadvies!