Ik heb in deze tijd veel behoefte aan goede grappen én ik kijk steeds met interesse naar de visuele middelen die gebruikt worden voor al die corona-getallen. Deze vind ik dus geweldig, ik zag hem net op Twitter:


Ik heb in deze tijd veel behoefte aan goede grappen én ik kijk steeds met interesse naar de visuele middelen die gebruikt worden voor al die corona-getallen. Deze vind ik dus geweldig, ik zag hem net op Twitter:

Toen een maand geleden de coronacrisis uitbrak, cancelden enkele opdrachtgevers de afspraken voor trainingen (lezergerichte adviesteksten schrijven met behulp van het piramideprincipe). Ze gingen er daarbij van uit dat het om uitstel zou gaan. Inmiddels heb ik de eerste geluiden opgevangen van opdrachtgevers dat ze bezig zijn met het aanpassen van hun opleidingsaanbod. Je kunt niet eindeloos blijven uitstellen immers, en bovendien zijn er wellicht nieuwe kansen.
Wat ik op afstand wel en niet kan doen, heb ik al omschreven. Met wat ik wel kan doen, gaat het in elk geval lukken om te werken aan vaardigheden en tekstkwaliteit. Wat ik minder goed kan overzien, is wat er overblijft van de sociaal-psychologische kant van mijn trainingen, op gebieden als groepsdynamiek, weerstand, organisatieverandering en dergelijke.
Ik was geneigd te denken: weinig. Ik zag een training op afstand vooral als verarming ten opzichte van ‘live’. Dat is het ook als ik uitga van ‘business as usual’. Maar ik realiseer me nu dat het in de organisaties waar ik werk, bepaald geen ‘business as usual’ is. Het zijn vooral kantoorwerkers, die nu dus allemaal thuis zitten en ook alleen per (video-)telefoon contact met elkaar hebben.
In zo’n uitzonderingssituatie is een paar uur besteden aan schrijven en tekstkwaliteit misschien helemaal geen verarming. Misschien is het juist heel leuk om dat met een groepje te doen. Waarom niet?
Wat ik zoal om me heen hoor van thuiswerkers en ook al las, is dat het erop lijkt dat de huidige manier van werken problemen in de organisatie uitvergroot. Was er al stress, dan is die nu groter. Waren er al problemen in het team, dan zijn die nu groter – enzovoort. Maar ook de goede dingen worden uitvergroot, zoals aandacht voor elkaar en een gevoel van gemeenschappelijkheid.
Als ik dat doorvertaal naar schrijven en tekstkwaliteit, dan blijft daarmee bezig zijn voor de organisaties die dat toch al deden, lonend. Dan blijft dat leuk, als het dat toch al was – en voor veel van mijn opdrachtgevers geldt dat, dat de professionals het leuk vinden om af en toe eens lekker met schrijven en teksten bezig te zijn.
En dat kan dus ook prima op afstand.
Verder is het afwachten wat het effect gaat zijn op individuen en organisaties van – ineens, langdurig en gedwongen door omstandigheden – op afstand opleiden. Het is nog te vroeg om daar iets zinnigs over te zeggen. Dat geldt in het algemeen, en ook voor mijn trainingen in het bijzonder. Ik experimenteer graag!
Op het scherm van mijn telefoon wordt de oproep van de app van de Buienradar een beetje ongelukkig afgebroken:

Er staat natuurlijk te voorkomen achter, maar dit is wel weer een mooi voorbeeld van hoe lastig het is om op te roepen iets niet te doen. Belangrijkste oorzaak van de onbedoelde omkering hier lijkt me trouwens dat ze zin voor die plek en dat medium te complex is: dat helpen had er wel uit gemogen van mij. Redactioneel had je dan nog op van het kunnen besparen.
Dan houd je Voorkom verspreiding coronavirus over. Lijkt me prima.
Ik had het er laatst over dat het lastig is om exponentiële groei goed te visualiseren. Ik zag sindsdien op Twitter een geslaagde weergave van reusachtige groei – dit keer van de werkloosheid in de VS. Het is een GIF, laat ‘m lopen tot het eind.
Schokkend – toch?
Als je doorscrollt, zie je ‘m eronder ook nog een keer als statisch plaatje, met enkele labels eraan toegevoegd.
Ik blijf de rol van taal in de coronacrisis interessant vinden. Dankzij sociaal psycholoog Tom Postmes gister op nos.nl realiseerde ik me hoe zeer een bepaalde formulering mij de dag ervoor in de stress had doen schieten. Het ging alweer om een persconferentie. Daarin schetsten de beide ministers een wat mij betreft volledig dystopisch toekomstbeeld.
Enerzijds ging dat om de 1,5 meter waar we maar van uit moesten gaan, zo zei Rutte. Ik dacht meteen: heeft hij ooit een spitstrein van dichtbij gezien? En gaan theaters dan alles 2 keer aanbieden, voor 2 keer zo veel geld? Enzovoort. Anderzijds ging het om de apps waar De Jonge mee kwam – ik zag die later geherformuleerd als ‘digitale enkelbanden’, en zo ervoer ik het inderdaad meteen ook. De combinatie ervan vond ik ook zeer angstaanjagend: alle onbevangenheid weg, permanent leven in wantrouwen tegenover bijna iedereen. Want als jíj te dichtbij komt, loop ik het risico dat er overmorgen een appje uit de lucht komt vallen dat me sommeert twee weken thuis te gaan zitten.
Gister kon ik het weer iets meer relativeren – het is nog niet zo ver, gelukkig hebben een boel kritische waakhonden zich over de app-plannen ontfermd (voorbeeld), en als het een tijdlang allemaal heel afwijkend is, nouja, dat moet dan maar – mogelijk is het beter dan zoals het nu is. Bovendien: angst is maar angst, een stem en beelden in mijn hoofd. In het hier-en-nu van mijn zintuigen fietste ik gister onder een stralende zon door een prachtig lente-landschap. Dat hielp ook.
En, zo realiseerde ik me dus door Tom Postmes, met de formulering ‘het nieuwe normaal’ suggereerde Rutte dat het voor altijd zou zijn – of dan toch in elk geval voor heel erg lang. Ik had me dat niet gerealiseerd, maar precies dát triggerde bij mij de meeste angst.
Ik kan me voorstellen dat er op dit moment stevige taal gebezigd moet worden om ervoor te zorgen dat ‘we’ ons allemaal aan de maatregelen blijven houden. Maar dat zou toch ook op een manier moeten kunnen die niet mij, en met mij een heleboel anderen, zo merkte ik in mijn omgeving en op Twitter, volledig de stuipen op het lijf jaagt? Om met Postmes te spreken: Ruttes formulering ‘het nieuwe normaal’ was zeker jammer. Ik denk dat er wel iets mogelijk was geweest met meer ruimte voor onzekerheid.
En nog even dit: ik begrijp dat er in tijden van crisis, met haast, stress en onzekerheid, een boel misgaat in de communicatie. Het zij ze vergeven. Maar ik blijf het wel kritisch volgen.
Ik blijf nog even doorgaan over wat me opvalt aan de corona-communicatie. Ik krijg zo langzamerhand ook weer inspiratie voor ‘gewone’ tekst- en communicatieblogposts, maar vandaag nog even actueel.
Tijdens de persconferentie van vorige week viel me op dat die bol stond van de dingen waarvan ik weet dat ze werken bij gedragsbeïnvloeding. Motivaction zette die al geweldig op een rijtje – ik had die niet allemaal eruit gehaald, maar de nadruk op de gemeenschap, het goede gevoel, de sociale bewijzen en de positieve feedback – ja, zeer zeker. Ik vond het vorige week al iets te doorzichtig, maar goed, ik heb ervoor doorgeleerd en ik weet ook: het werkt, en ze leren snel daar in Den Haag.
Wel dacht ik meteen al: als het mij opvalt, gaat er ook nog iets niet goed. Dan is het misschien toch net iets te technisch, iets te goed doordacht, en te weinig uit het hart. Als het echt goed is, heb je niet in de gaten dat je onderworpen wordt aan een gedragsbeïnvloedingspoging.
In tweede instantie viel me op dat de vragen van de journalisten, voor zover uitgezonden, zo weinig kritisch waren, zo weinig ver reikten ook. Ik zat met een brandende vraag en die was: wat betekent ‘onder controle’ eigenlijk in de zo prominent zichtbare slogan ‘Alleen samen krijgen we corona onder controle’. Ik heb daar de hele week mee gezeten: wat is ‘onder controle’, waar zijn we eigenlijk met z’n allen naartoe op weg? Ik begrijp dat voor de korte termijn: zorgen dat ze ziekenhuizen het aankunnen. En dan? Hoe dan verder? Groepsimmuniteit? Pappen en nathouden totdat er een vaccin is? Ik heb geen idee, nouja, ik zag hier en daar in de media, met name internationale, wat geluiden erover die vandaag ook in de NRC staan: niemand weet het, en mogelijk gaat het heel lang duren, met ingrijpende consequenties op allerlei gebieden. En dat terwijl ik om me heen en in de media diverse signalen opvang van grote hoop dat dit ‘even’ volhouden is en dan kan alles weer doorgaan.
Ik telde die twee dingen bij elkaar op en toen realiseerde ik me dat ik licht iebel word van de merkbare poging tot gedragsbeïnvloeding omdat iets anders daardoor verhuld blijft: reusachtige onzekerheid. Ik snap dat nog steeds wel – we moeten wat, met z’n allen, en het vraagt sterke schouders om met zo’n grote onzekerheid om te gaan: om hem te dragen en om hem toe te geven.
Afgelopen vrijdag keek ik naar het gesprek met de minister-president en toen ging het gehamer met de gedragsbeïnvloedingstechnieken me echt te ver. Toen voelde ik me gespindoctord, zal ik maar zeggen – gemanipuleerd. De grens tussen gedragsbeïnvloeding en manipulatie is sowieso onscherp (iets wat me al langer interesseert overigens, voor wat betreft overheidscommunicatie). Maar Rutte treft amper blaam – hij heeft een duidelijk belang. Ook nu weer werd hem geen strobreed in de weg gelegd door de interviewer. Het vraagt van journalisten ook sterke schouders om de huidige grote onzekerheid te bevragen.
Edit, toevoeging een paar uur later: Marcel van Roosmalen verwoordt het de doorzichtigheid van Ruttes gedragsbeïnvloeding in zijn column in de NRC van vandaag heel mooi en herkenbaar, ik citeer hem graag:
Heel fijn als de minister-president benoemt dat we goed luisteren.
“De meeste mensen houden zich wel aan de regels.”
We krijgen een aai, een kopje en een klontje om ons zoet te houden. Braaf volk!
Ja, zo dus – zo voelde ik me ook.
Officieel is de pandemie over verklaard, maar het is nog niet voor iedereen terug naar hoe het vroeger was. Daarom nog steeds even dit berichtje als sticky bovenaan het blog. Ook zonder fysieke bijeenkomsten kan er een heleboel:
(bijgewerkt 31 maart 2023)
Er gaat in de coronacrisis veel mis op communicatiegebied. De persconferentie van vorige week was verwarrend, overheidsteksten onduidelijk (ik heb zelf zaterdag de tekst over de Tozo-regeling uitgepluisd, daar stonden toen meerdere onbegrijpelijke en ambiguë dingen in), enzovoort.
Wat mij betreft laat dat allemaal zien dat goede communicatie voorbereidingstijd kost. Het is nu allemaal haastwerk en dat kan niet anders dan met fouten. Als je met je tekst belangrijke boodschappen wilt overbrengen, moet je nadenken over je aanpak en je moet ze kritisch laten tegenlezen. Dat gaat nu allemaal niet. Dat vind ik overigens wel begrijpelijk. We tasten allemaal rond in een onbekende wereld vol onzekerheden.
Met al dat begrip wil ik nog twee dingetjes kwijt die mij aan formuleringen in het nieuws zijn opgevallen. Of liever gezegd: ik merkte als nieuwsconsument soms wat ergernis bij mezelf, en dat kan ik analyseren als moeite met wat ze impliciet oproepen:
– Formuleringen waarin het lijkt alsof de desbetreffende persoon of groep het alleen moeilijk heeft. Bijvoorbeeld deze openingszin:
Het zijn onzekere tijden voor de clubs in het betaald voetbal.
Uh, voor wie zijn het geen onzekere tijden? ‘Ook voor de clubs in het betaald voetbal zijn het onzekere tijden’ had ik sympathieker gevonden.
– Het frequente gebruik van het woord kwetsbaar op een manier die oproept dat er kennelijk ook onkwetsbaren zijn – wat niet klopt. Er zijn tv-items geweest waarvan ik had gewild dat ik had mee zitten turven hoe vaak het woord kwetsbaar gebruikt werd. Het betekent dan ‘hoger risico op ernstig verloop van COVID-19’. De crux is dat het een graduele schaal is, van een hoger of lagere risico, geen absolute, van kwetsbaar versus onkwetsbaar. Niemand van ons weet hoe ziek we zullen worden. We zijn allemaal kwetsbaar. Voor corona, maar sowieso in het leven. Daar confronteert deze ziekte ons mee. Mogelijk kan dit type gebruik van kwetsbaar bij laag-risico-groepen zoals jongeren het gevoel van onkwetsbaarheid en daarmee ‘fuck-corona’-achtig gedrag versterken.
Beide voorbeelden laten zien dat je door iets te zeggen impliciet ook iets anders níet zegt, maar dat is er dus ergens wel. Dat heet framing – hartstikke interessant.
Dat het óók interessant is, dat is het beste wat ik van deze crisis kan maken. Daarom blijf ik observeren en schrijven.
Ik heb de afgelopen week vaak, maar wel alleen van niet-opdrachtgevers, de vraag gehad of ik mijn trainingen nu op afstand aan ga bieden. Antwoord: ja, nee en ja:
Afgelopen zaterdag had de NRC een artikeltje in de rubriek Alledaagse Wetenschap over het inzichtelijk maken van exponentiële groei. Elders had ik ook al geluiden gehoord over dat mensen dat niet snappen. Iemand had bijvoorbeeld opgevangen dat iemand anders had gezegd: een corona-patiënt besmet gemiddeld maar twee mensen, dat valt toch wel mee? Exponentiële groei is kennelijk lastig te bevatten.
Ik snap het wel – mijn man was pannenkoeken aan het bakken, en hij rekende voor de gein voor hoe veel hij zou verdienen als hij voor de eerste pannenkoek 1 cent zou vragen en dat steeds zou verdubbelen. Die eerste paar stapjes, 2 cent, 4 cent, 8 cent, die zien er niet alarmerend uit, dat effect had het op mij ook. Maar de tiende pannenkoek zou al meer dan € 10 kosten – and counting. Het gaat daarna alleen maar harder en harder en harder.
Nou had dat artikel de suggestie om exponentiële groei inzichtelijk te maken door een grafiek met een logaritmische schaal (zie rechts hiervan).

Uh?
Ik denk dat mensen die sowieso al niet snappen hoe exponentiële groei werkt, echt helemaal niks snappen van een logaritmische schaal.
Bovendien zien die grafiekjes op zo’n schaal er precies tegenovergesteld uit aan wat ze bedoelen te laten zien: ik zie daar een geleidelijk stijgend lijntje. De visualisatie is dus heel geruststellend. Ik moet de getallen langs de y-as lezen om te zien hoe erg het is. Dat is, wat mij betreft, niet het idee van een geslaagde visualisatie.
Een goede grafiek brengt een boodschap over op twee niveaus: het globale, in één oogopslag, en het gedetailleerde, bij nadere bestudering. Het globale mislukt hier volkomen, tenzij het je bedoeling is geruststelling te communiceren, en het gedetailleerde is slechts weinigen echt te begrijpen.
Je moet hier juist kiezen voor een grafiekvorm die de lucht in piekt, volgens mij – zoals het veel gebruikte plaatje dat het nut van social distancing laat zien, met een grafiek die door de grens van de ziekenhuiscapaciteit schiet als je niks doet (‘flatten the curve‘).
Ik snap bovendien ook niet waarom het aantal besmettingen gerapporteerd blijft worden. Er wordt, zo ik heb begrepen, amper meer getest, dus het echte aantal besmettingen – niemand die het weet. Door in de meldingen het aantal doden en het aantal bevestigde besmettingen te geven, lijkt het corona-virus veel dodelijker dan het is. Er staat dan wel steeds braaf bij in het nieuws dat:
Het RIVM benadrukt dat het werkelijke aantal besmettingen hoger ligt, omdat niet iedereen getest wordt.
Maar zo werkt het niet – dat is te vaag en abstract, in contrast met de precieze getallen van de doden en de wel-getesten. Daar speelt ook weer de lastige verhouding tussen getallen en woorden een rol bij overigens: die getallen zijn precies en ze vallen op in een nieuwsbericht, tussen alle woorden. De woorden zijn vaag en ‘maar’ woorden, tussen al die woorden.
Het gegoochel met getallen in deze crisis krijgt al wat meer aandacht, onder andere in de NRC van vandaag. Ik zal het vanuit mijn vakgebied ook kritisch blijven volgen. Al is het maar omdat ik zo íets kan doen ermee!