In de collectie ‘opvallende borden’ dit keer eentje van Twitter, hier in Rotterdam. Ik heb ook geen idee wat het wil zeggen!
Categorie archieven: Opvallend
Nederlands in een verre Westhoek
Vorige week was ik een paar dagen in Frans-Vlaanderen. Ik heb daar genoten van de restanten Nederlands. Er werd ooit Vlaams gesproken, maar daar is weinig meer van over – ik was er eerder, heb het nooit gehoord. Maar in de plaatsnamen is het er luid en duidelijk. Soms in de spelling verfranst, wat er grappig uitziet, zoals Coudekerque. Soms moet je het weten: we hadden een appartement in het dorp Oye, dat heette ooit Ooie, en dat is hetzelfde woord als Oog in Schiermonnikoog: eiland.
We waren er vooral voor een evenement in Gravelines en ook dat moet je weten: dat is Grevelingen. Grevelingen, Frankrijk, echt waar. Ons navigatiesysteem sprak het op z’n Engels uit: graflijnen. We fietsten een parcours van 90 kilometer, langs onder andere Watten en Noord- en Zuidpeene – haha, daar heb ik me wel mee vermaakt onderweg.
Op dinsdag zagen we in Kassel de Tour de France voorbij komen. Dat stadje had tweetalige bordjes. Dit viel me op:
Straete, dus niet aan de standaardtaal aangepast, en bergen is bergue geworden, niet iets met montagne.
Dit vond ik ook leuk – ik had niet eerder T(h)ijl Uilenspiegel in het Frans gezien:
Een half jaar met veel cabaret
Sinds de theaters weer open gingen na de afgelopen lockdown hebben manlief en ik een hele serie cabaretvoorstellingen gezien. We houden daar sowieso wel van, maar dit was wel heel veel kort achter elkaar. Dat kwam deels door veel zin erin na de ‘droogte’ van de coronatijd, deels door het doorschuiven van voorstellingen, en deels kreeg ik de indruk dat het op dit moment een rijke periode is voor het Nederlandse cabaret. Of ik moet zeggen: voor het nederlandstalige cabaret, want de grote klapper voor mij was van een Vlaming, maar daarover zo meer.
In chronologische volgorde zagen we, in Rotterdam, Delft, Schiedam of Den Haag: Lebbis, Marcel van Roosmalen en Gijs Groenteman, Stefano Keizers, Kasper van der Laan, Jasper van der Veen, Wim Helsen, Micha Wertheim, Patrick Laureij, Jasper van der Kuijk, Dolf Jansen en Hans Teeuwen. Het is nu zomer, dus het wordt een tijdje rustiger.
Van dit rijtje vond ik Wim Helsens ‘Niet mijn apen, niet mijn circus’ het hoogtepunt. Het is zo absurdistisch dat het nog maar de vraag is of je dat nog cabaret kunt noemen. Helsen vertelt een knettergek verhaal dat alleen maar ‘kan’ in taal, niet in het echt, met bizarre twists erin en toch komt het op z’n pootjes terecht. Het is ook nog eens aangepast aan de plek waar het theater staat, daar heeft hij per voorstelling heel wat voorbereiding aan.
Wat me niet helemaal zint aan het rijtje is dat het allemaal blanke mannen zijn. Er mag wel wat meer diversiteit in onze keuze. Het was wel toepasselijk dat de dominantie van de blanke man het thema was van de laatste voorstelling, eergisteravond. Althans, dat denk ik. Er zat weinig structuur in de voorstelling, en dat was niet erg, volgens mij omdat Teeuwen zo nadrukkelijk leidt en de baas is. Baas genoeg bijvoorbeeld om te provoceren en grove taal te gebruiken. Dus het thema zat hem meer in de vorm dan in de inhoud. Leuk om over na te denken.
Thema, structuur, verhaal, vorm versus inhoud, taalgebruik… dat is de link naar mijn werk. Maar bovenal heb ik gelachen en genoten!
Perspectiefbreuk
Ik wandelde laatst over de manege hier vlakbij. Aan één box hing dit briefje:
Natuurlijk valt de spelfout me op en de onbeholpen hoofdletters, maar grappiger vind ik de perspectiefbreuk: het eerste stukje is vanuit het perspectief van de ik die in de box woont, het tweede is een neutrale constatering van een derde persoon – een externe observeerder. Dat geeft in mijn hoofd in eerste instantie echt een dreuntje.
In tweede instantie ga ik fantaseren over de mogelijke betekenis. Ik zie hier bijna een soort filmpje: een wat knorrige hengst die zegt ‘geen paarden aan me box vastzetten’, en dan duikt in het camerabeeld een ander, jong, menselijk hoofd op dat ter verontschuldiging zegt: ‘het is een hengst’. (Overigens wordt dat knorrig versus jong mede ingegeven door dat me, denk ik).
De dag nadat ik dit bordje had gefotografeerd, kwamen perspectiefbreuken ter sprake in een training. Helaas was die in het Engels, anders had ik deze foto meteen laten zien!
Bij het stoppen van De Dijk
Ik zit al dagen met muziek van De Dijk in mijn hoofd – nadat ze vorige week hun afscheid aankondigden. Alweer een afscheid in de muziek, al is dit anders dan de dood. Toch is er een overeenkomst: Henny Vrienten en Huub van der Lubbe zijn (waren?) de twee beste tekstschrijvers in het Nederlands. Over Van der Lubbe schreef ik eerder al op dit blog; ik ben later in een Buitenkunstweek met diezelfde tekst aan de slag gegaan.
Ten opzichte van Vrienten komt er voor mij nog wat bij: Van der Lubbes teksten komen dichter bij mijn ziel. Het meest tasbaar is dat in Mooier dan nu, waarin hij de plek bezingt waar ook ik gewoond heb: het Amsterdamse KNSM-eiland (ik heb hem daar toen een heel enkele keer voorbij zien fietsen). Het meest tot uitdrukking komt het in Heel andere wereld, tsjonge, wat heb ik dat vaak in mijn hoofd. Het gaat in beide teksten in wezen om een melancholische levenshouding van onvervuld verlangen (niet per se zwartgallig) – Van der Lubbe noemt zichzelf een jongen met droevige ogen (ook alweer zo’n gave tekst). Het is sowieso het levensgevoel van de blues.
De laatste dagen had ik, misschien mede door het weer, Door de modder veel in mijn hoofd. Die tekst vind ik bijna te concreet, te weinig ruimte voor eigen interpretatie – maar hij spreekt me toch erg aan. Ook vermeldenswaard is waar het bij mij allemaal mee begon: Onderuit. In een tijd dat ik ongelukkig verliefd was vond ik ‘doodgaan en opstaan in een t-shirt van haar’ (nouja, hem dus, voor mij) super romantisch. Sowieso kan Van der Lubbe zeer liefdevol over vrouwen zingen.
Ik heb De Dijk een aantal keren gezien, en daar waren memorabele concerten bij. Het laatste vond ik echter minder, wat ligt aan de veranderende sfeer bij popconcerten: de oude hits werden keihard meegezongen, door de nieuwe nummers werd keihard heengewauweld. De Dijk zelf heb ik zodoende amper gehoord. Ik hoef dat niet nog een keer, ik bewaar liever de herinnering aan daarvoor. En ik hoop Huub van der Lubbe in zijn toekomstige werk mee te maken.
Voor wie het gemist heeft: het gesprek met hem en drummer Antonie Broek vorige week in Khalid & Sophie vond ik zeer de moeite waard, voor hen beiden én het eerbetoon aan Solomon Burke.
Een boel leestips
Als ik het goed zie, is mijn vorige overzicht van nuttige en leuke links al meer dan een jaar geleden. Hoogste tijd dus, en een hele waslijst, geordend in drie subcategorieën en een ‘overige’ tot slot:
- Eerst de strategische schrijfzaken:
- Voor iedereen die nog niet het klassieke werk van Lakoff & Johnson kent: hier een mooi artikel over hoe metaforen ons denken bepalen.
- Een wetenschappelijk artikel van Hans Hoeken en Daniel O’Keefe dat vorig jaar verscheen heeft in mijn vakgebied nogal wat stof doen opwaaien. Hier wordt het besproken, het heeft al meer van mijn vakpublicaties gehaald. Het betoogt dat we eigenlijk niet op basis van onderzoek kunnen bepalen wat een tekst overtuigend maakt.
- Aanverwant: tien lessen uit de coronapandemie over gedrag ondersteunen met communicatie, van de NCTV. Sommige dingen werken dus wel, in deze context althans, zoals op de envelop zetten waar de brief over gaat.
- Marc van Oostendorp stelt hier een interessante schrijfkwestie aan de orde: kun je wetenschappelijk onderzoek wel voor een breed publiek samenvatten? Nee, zegt hij. Ik weet niet of ik zo stellig zou zijn, maar ik snap het probleem wel. Eén artikel los is vaak niet te plaatsen inderdaad.
- Verheugend: in de juridische wereld is steeds meer aandacht voor tekstkwaliteit. In het Advocatenblad verscheen bijvoorbeeld een goed stuk over begrijpelijk schrijven
- Over stijl en formuleren:
- Een stuk waarin ik bevestiging zag voor iets wat me vaker opvalt (en niet alleen mij): stijladviezen gaan vaak over problemen die geen grote rol spelen in het schrijven.
- Van het Taalcentrum-VU een advies dat ik van harte onderschrijf, ik zei het vanochtend nog tegen een opdrachtgever: doe toch niet, die museumstukken uit de schrijftaal.
- Meer over een formuleringskwestie die vaker ter sprake komt: kun je om weglaten uit een zin? Niet te moeilijk over doen, zegt Wouter van Wingerden, en daar ben ik het mee eens.
- In de categorie ‘leuk’:
- Altijd leuk, en het blijft belangrijk om er aandacht aan te besteden: dat veelgebruikte grafiekvormen misleiden.
- Is het nou vegan, veganistisch of plant-based – dat laatste voegde ik zelf toen in een reactie.
- Over aanhalingstekens zoals je er vast nog nooit over hebt nagedacht.
- Vanuit mijn interesse in bordjes en andere vormen van tekst in de openbare ruimte, twee ook leuke stukken:
- Herkenbaar: over soms onbegrijpelijke iconen.
- Geweldig: Oscar spaart het alfabet aan omleidingsborden bij elkaar.
- En nog drie ‘varia’:
- Heel herkenbaar voor mij: over dat geconcentreerd werken aan tekst na een uur of vier wel op is. Ik heb onlangs voor een opdrachtgever 7,5 uur gemaakt op één dag, en kon toen geen pap meer zeggen. Dat kan ik maar een heel enkele keer. Gelukkig zit er in mijn werk veel afwisseling.
- Ik ontdekte pas onlangs dat een scriptie waar ik vaak naar verwijs online staat. Het gaat om die van Eveline Pollmann, over het betrekkelijke nut van schrijftrainingen.
- Tot slot een gecombineerde schrijftip en troost: maak aan het einde van je schrijfproces in 30 minuten een samenvatting van de essentie. En troost je met de gedachte dat je al het eerdere werk nodig had om daartoe te komen.
Thijs Pollmann maakte mij enthousiast voor de taalkunde
Gister bereikte mij via Neerlandistiek.nl het bericht dat Thijs Pollmann overleden is. Hij zat in mijn begeleidingscommissie toen ik aan het promoveren was en ik vond het toen fijn om contact met hem te hebben, maar een belangrijkere rol voor mij heeft hij gespeeld in het eerste jaar van mijn studie Nederlands in Utrecht, 1984-1985. Ik kreeg van hem mijn eerste vak taalkunde ooit, aan de hand van zijn boek Woorden, klanken, zinnen, talen (Martinus Nijhoff, 1982). Dat vond ik erg leuk en ik bleek er goed in te zijn. Ik vond het interessante puzzeltjes om op te lossen, zei ik toen; nu zou ik zeggen: het is het soort werk waar ik mijn analytisch vermogen helemaal op kan uitleven.
Ik ben na dat jaar weliswaar een tijdje gestopt met mijn studie en later verder gegaan aan de VU, waar taalkunde anders was: in de scholenstrijd in de taalkunde zat (zit?) Utrecht aan de generatieve kant, de VU aan de cognitieve. Ik heb het later, toen ik eenmaal ging promoveren, wel fijn gevonden dat ik eerst nog die generatieve basis had gehad en die vorm van taalkunde dus kon volgen. Dat heb ik aan dat vak van Thijs Pollmann te danken gehad.
Maar belangrijker: het was leuk. Pollmann gaf het leuk, voor mij althans, we moesten veel zelf puzzelen vooral, dus veel meer werk- dan hoorcollege, daar houd ik van. Hij begeleidde het puzzelen samen met een ook al zo leuke student-assistent, met wie mijn paden later veel vaker zijn gekruist: Luuk Lagerwerf.
Er ging een wereld voor mij open: zo kun je dus naar taal kijken en dat zegt wat over iets fundamenteel menselijks. Of je dat nou door generatieve of door cognitieve bril doet, dat maakt niet eens zo veel uit. Min enthousiasme voor de taalkunde is toen begonnen.
Dank je wel, Thijs.
Zorg voor consistentie
Gister zat ik in Utrecht in de bus op weg van het station naar een opdrachtgever. Daar zouden we met een groepje enkele teksten van hen gaan bespreken. In een was me opgevallen dat er een alinea onder een tabel stond die ongeveer beschreef wat ook al in de tabel stond, maar dan in net iets andere woorden en ook in een andere volgorde dan in de tabel. Het ging zo ver dat ik af en toe in verwarring was of ik nou hetzelfde zat te lezen, of net iets anders. Mijn diagnose was: inconsistentie tussen tabel en tekst.
In de bus zag ik een ander mooi voorbeeld van inconsistentie, dit keer tussen figuur en tekst. Het was een bord onder het plafond en het was lastig het goed op de foto te krijgen in dat drukke en hobbelende ding, maar dit was ‘m:
Wat ik zie is dat plaatje 3 één op één overeenkomt met bullet 5. Plaatje 1 zit niet in de tekst. Plaatjes 2 en 4 valt misschien onder bullet 3, en 5 onder bullet 4, maar dat is dan niet precies en de volgorde is ook verre van logisch. Bullets 1, 2 en 6 moeten het stellen zonder plaatje. En hoe veel huisregels zijn het nou in totaal?
Ik zou het anders doen: de regels tot de essentie beperken, zo concreet mogelijk maken (wat is overlast?), en dan allemaal in beeld én taal uitdrukken. Door het verkleinen van de zwarte balk met ‘onze huisregels’ kun je bovendien ruimte winnen.
In de groep kwamen we ’s middags tot dezelfde conclusie over het belang van consistentie, maar tot een andere oplossing voor de tekst. De paar kleine dingetjes die extra in de tekst stonden, konden wel naar de tabel verhuizen, en dan kon de hele tekst vervallen. Dat leek me inderdaad prima: geen inconsistentie meer, en sterk ingekort. Het is voor een béétje ervaren lezers niet nodig om een tabel te ‘ondertitelen’.
Wel moest er nog een hoofdboodschap bij die de strekking van de tabel uitdrukte. Door het wegvallen van de alinea was daar gelukkig plek genoeg voor.
Woordvervreemding
Deze week gaat het boek waar ik mee bezig ben naar een paar proeflezers. Ik heb het daarom de afgelopen dagen geredigeerd – nog niet helemaal tot in detail, maar wel al op woordniveau. Ik heb daarvoor weer eens mijn ‘schrijfchecklist’ gebruikt, daarmee practicend wat ik preach: ik heb een lijstje met woorden en leestekens ie bij het vlotte doorschrijven makkelijk uit mijn pen rollen maar waarvan ik weet dat ik er beter wat kritischer op kan zijn voor een goede, lezergerichte tekst. Daar zoek ik mijn tekst dan op door, gewoon met de zoekfunctie in Word.
Ik ben bijvoorbeeld geneigd om veel haakjes en dubbele punten te gebruiken en woorden als ook, echt, gewoon, natuurlijk, of om zinnen te starten met En – niet fout, daar gaat het niet om, het is meer overdadig gebruik.
Het was alweer een tijd geleden dat ik zo’n lange tekst (78.000 woorden) zo doorzocht. Ik herinnerde me dat dat soms heel vervreemdend kan zijn. Zoeken op ook bijvoorbeeld, dat woord komt best wel veel voor, en na een tijdje ziet het er dan heel gek uit, zo’n kort woordje. Ik had het ook sterk met hun. Daarop zoek ik omdat ik weet dat ik hen/hun niet automatisch helemaal feilloos doe. Maar hun komt veel voor als bezittelijk voornaamwoord en daar is niks mis mee. Maar na een heleboel keren hun zien voorbijkomen ziet ook dat woord er raar uit.
Ik had het vooral bij de kleine woorden. Ik heb ook gezocht op misschien, mogelijk en waarschijnlijk en die zijn al niet zo frequent maar ook groot genoeg om gewoon te blijven ogen. Gewoon ook, trouwens. En trouwens zelf ook. Echt – ja ook echt. Ook.
Zo kan ik niet schrijven, hoor! En precies daarom doe ik het kritisch doorzoeken apart van het schrijven zelf.
Over mijn favoriete tekst van Henny Vrienten
Afgelopen maandag kwam het nieuws dat Henny Vrienten was overleden. Dat raakte me – een icoon uit mijn jeugd (al was Doe Maar voor 14-jarige meisjes toen ik ‘al’ 15 was). Ik ben Doe Maar later gaan waarderen: ik bezocht in 2000 een van hun reünie-concerten en dat was fantastisch – wat een feest, in Ahoy’. Nog later zag ik Henny Vrienten live met de Aardige Jongens (Henk Hofstede en Frank Boeijen) en ook solo. Ook dat waren memorabele concerten.
Bij die solo-concerten viel me op dat Vrienten als geen ander in Nederland verhalen kon vertellen met zijn nummers. Het mooiste voorbeeld daarvan vind ik ‘Spelen met vuur’ van Alles is anders: een grappige autobiografie als liedje.
De allermooiste tekst van Vrienten vind ik die van ‘Zonder Mij‘ van de Aardige Jongens, bij de dood van Hugo Claus. Sinds maandag zit dat nummer veel in mijn hoofd. Ik hoop dat zo’n prachtnummer over de dood zijn nabestaanden troost geeft. Mij gaf het dat – ik wilde het niet voor niets horen op de uitvaart van mijn moeder.
Henny, dank je wel.