↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Categorie archieven: Leestips

Interessante boeken, artikelen en websites.

Bericht navigatie

← Oudere berichten

Het passief is niet neutraal

Louise Cornelis Geplaatst op 12 mei 2025 door LHcornelis12 mei 2025  

Interessant stuk op Neerlandistiek vorige week. Het gaat over het verschil in formuleren tussen de twee partijen in de oorlog tussen Israël en Gaza, ik citeer:

Aan Palestijnse zijde ‘vallen er doden’. Aan Israëlische zijde ‘hebben Palestijnse terroristen burgers vermoord’.

Dat verschil in framing interesseert me vanwege de rol van de lijdende vorm, het passief, erin, ooit mijn promotieonderwerp. Die constructie maakt het mogelijk om uit beeld te laten wie er verantwoordelijk is voor een handeling: ‘De burgers werden vermoord’. De term framing bestond toen nog niet, of was mij nog niet bekend, anders had ik er zo wel over geschreven. Ik heb de Critical Discourse Analysis (die in het artikel een beetje belachelijk gemaakt wordt) wel gebruikt, en toegepast op een veel onschuldiger domein: het landskampioenschap voetbal van Ajax. ‘Wordt er gescoord’ of ‘scoort Litmanen’? Dat verschilt per krant en hangt samen met aan wiens kant die krant staat, dus het NRC doet dat anders dan het Parool. Sindsdien doe ik er regelmatig aan, soms ook op dit blog.

Met het stuk op Neerlandistiek ben ik het grondig eens dat ‘er vallen doden’ geen passief is. Leken doen dat, ik leg in mijn trainingen wel eens uit hoe het zit. Maar een serieuze taalkundige mag zo’n fout echt niet maken.

Waar ik het echter niet mee eens ben, is dat de lijdende vorm een ‘onschuldige’ manier zou zijn om lange door-bepalingen achteraan in de zin te krijgen:

Als je ergens een passieve zin leest, hoeft dat helemaal niet te betekenen dat er doelbewust een stilistische kunstgreep is gebruikt om de verantwoordelijkheid af te schuiven.

Niet doelbewust, okee – maar framing is heel vaak helemaal niet doelbewust, daar gaat het juist om: dat je niet kunt formuleren zonder keuzes te maken hoe je de dingen weergeeft. Soms kan dat heel bewust, vaak is dat niet zo, maar dan is de manier waarop je formuleert nog steeds wel interessant.

Wat is die framing dan, ook met een lange door-bepaling? Ik heb daar in mijn proefschrift een boel over geschreven. De essentie voor nu is dat het verschil tussen actief en passief groter is dan de woordvolgorde – er is een subtiel verschil in betekenis. Daarvan geef ik in dat proefschrift dit voorbeeld:

  • Hij werd door de bliksem getroffen
  • De bliksem trof hem

Voel je ‘m, de personificatie van bliksem in de tweede zin?

Of deze:

  • Hij werd door een auto aangereden
  • Een auto reed hem aan.

In de tweede zin deed de auto dat meer expres dan in de eerste. Dit soort framing is heel algemeen als het over verkeer gaat, zie daarover Het recht van de snelste: we zien de daders niet als zodanig. Laat staan dat we hier een mens zouden noemen.

Dus als een taalgebruiker in een split second de keuze maakt tussen deze twee opties:

  • Palestijnen vermoorden Israëlische burgers
  • Israëlische burgers worden door Palestijnen vermoord (of: er worden….)

… dan maakt dat uit in het wel of niet neerzetten van die terroristen als menselijk en verantwoordelijk. En dat zegt wel degelijk iets over je wereldbeeld.

Inderdaad hoort moreel gedreven taalkundig onderzoek net uitgevoerd te worden. Maar dat geldt ook voor een kritische reactie daarop.

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

Hèhè, boek uit!

Louise Cornelis Geplaatst op 20 maart 2025 door LHcornelis20 maart 2025 2

Ter gelegenheid van de Boekenweek schreef Paulien Cornelisse een essay: Hèhè. Over wat we zeggen zonder dat we het doorhebben. Ik hoorde haar erover praten in een podcast, dat was leuk en interessant, en dus wilde ik het boek ook wel hebben. Aankoop en lezen gingen vlot: het lag in de boekwinkel op een grote stapel bij de kassa, en ik had het snel uit.

Het boek is óók leuk en interessant, maar voegt eigenlijk net iets te weinig toe aan de podcast. Nou is dat niet zo erg, want het boek kost € 5,25 en daar kun je niet zo heel veel van verwachten  natuurlijk. Het is bovendien voor dat geld mooi en opvallend uitgevoerd: knalroze op snee. Bovendien zit er iets in wat je pratend niet kunt doen: voetnoten, sommige daarvan speels.

Cornelisse heeft zich tijdens een jaar docentschap met Engelse studenten Nederlands over de ‘kleine woordjes’ gebogen, in jargon modale partikels. In het Nederlands zijn die nogal frequent en ze zijn voor leerders van onze taal lastig onder de knie te krijgen. Als je ons zelf vraagt naar wat ze betekenen of waarom we ze gebruiken, blijven we het antwoord schuldig.

Samen met de studenten doet Cornelisse observaties, en ze bespreekt ook onderzoek. Want ja, modale partikels zijn heus ook al taalkundig onderzocht – in mijn tijd als promovendus waren ze best populair onder taalkundigen, volgens mij, en zo komt er ook nog een bekende van me in het boek voor. Maar naar hèhè niet, en daar besteedt Cornelisse dan ook wat uitgebreider aandacht aan. Het drukt een soort gezamenlijke evaluatie uit: dat je blij bent dat iets achter de rug is en goed is afgelopen, ‘dit hebben we weer gehad’. 

In de NRC-recensie krijgt Cornelisse ervan langs omdat niet alles wat ze schrijft klopt – wat ik ook had gesignaleerd. Maar ik had daarvan gedacht: ik vind dat ook niet heel erg. Dit is een essay ‘voor de leuk’ en om te prikkelen tot zelf nadenken en observeren. Het heeft geen wetenschappelijke pretenties. Als je je wil verwonderen over ons taalgebruik, is het beslist de moeite waard.

 

Geplaatst in Leestips | 2 reacties

Ik zal niet immuun zijn voor bromvliegen

Louise Cornelis Geplaatst op 13 januari 2025 door LHcornelis8 januari 2025  

Ik heb in de kerstperiode een erg leuk boek gelezen: Het bromvliegeffect. Alledaagse fenomenen die stiekem je gedrag sturen, van Eva van der Broek en Tim den Heijer. Het is inhoudelijk interessant en relevant, maar vooral ook grappig en meeslepend geschreven. Het gaat over allerlei van die ‘fenomenen’, talige zowel als niet-talige. De titel van het boek verwijst bijvoorbeeld naar de vlieg die welbekend is maar die ik alleen van horen zeggen ken en die ervoor zorgt dat mannen beter mikken in het urinoir.

De talige gedragsstuurders hebben natuurlijk mijn bijzondere interesse. Daarbij kwam ik er in het boek een tegen die ik niet helemaal begrijp maar die mij wel helpt anderen te begrijpen. In een kader ‘Let op je woorden’ gaat het over de toekomende tijd. De auteurs constateren daarin dat het Nederlands geen aparte werkwoordsvorm nodig heeft om over de toekomst te praten. Je kunt immers zeggen  ‘Getver, morgen regent het weer’. In veel andere talen, waaronder het Engels, kan dat niet: een extra hulpwerkwoord is nodig, ‘it will rain again’. Daaraan verbinden de auteurs de conclusie dat Nederlanders meer sparen, rijker met pensioen gaan, minder roken, veiliger vrijen en minder dik zijn dan Britten:

Gemiddeld zijn mensen die de toekomst in hun taal op afstand houden, minder begaan met hun toekomstige zelf.

Fascinerend, maar ik ben nog niet helemaal overtuigd, want er zijn tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk wel meer verschillen dan de hulpwerkwoorden, dus ik betwijfel het oorzakelijke verband.

Vervolgens maken ze een stap naar een taaladvies:

Als je iets voor elkaar wilt krijgen, kun je het woord ‘zal’ dus beter vermijden.

Die stap is me te groot, maar zullen vermijden is wel een taaladvies dat veel voorkomt. Je zou krachtiger schrijven zonder dat hulpwerkwoord. Aha, denk ik dan, dit zit daarachter. Okee, maar ik redeneer als taalkundige nog even door.

Dat die stap me te groot is, is deels omdat ik de redenatie van een kenmerk van de moedertaal naar een voorschrift voor een losse taaluiting niet kan volgen, maar ook omdat ik niet geloof dat zullen de toekomst op afstand houdt omdat het een toekomende tijd is. Dat is het volgens de schoolgrammatica, maar zullen, en overigens ook het Engelse will, zijn daar aan de haren bijgesleept, want de Germaanse talen moesten en zouden een ‘futurum‘ hebben, net als het Latijn. Zullen kan inderdaad naar de toekomst verwijzen, maar dat hoeft niet (‘het zal wel zo zijn’), en bovendien kunnen meer werkwoorden dat, gaan op de eerste plaats (‘morgen gaat het alweer regenen’).

Zullen is daarbij een modaal hulpwerkwoorden. Het drukt een mate van (on)waarschijnlijkheid uit (zie de ANS), zoals bij een belofte (‘ik zal dat wel doen’). Die modale kant van de betekenis gaat verloren bij rücksichtslos alle zullens schrappen; ik heb wel eens meegemaakt dat de tekst daar echt verwarrend door werd. Ik kan me bovendien voorstellen dat formuleringseffect op het gedrag eerder door de modaliteit komen dan door de tijd. De twijfel die erin doorschemert past niet bij grote doortastendheid.

(Vandaar dat ik een voorbeeld dat in een voetnoot staat niet vind kloppen. Volgens de laatste noot van hoofdstuk 5 kun je als goed voornemen beter zeggen ‘Maandag zeg ik mijn NS-abonnement op’ dan ‘Ik zal mijn NS-abonnement opzeggen’. Maar volgens mij zegt niemand het zo, als je het serieus meent – je gebruikt dan ga. Nouja, als het belangrijkste dingetje om kritisch op te zijn in een voetnoot staat, dan is het dus een goed boek).

De concreetheid van maandag, dat vind ik dan wel weer een heel goed idee. Met dat soort ‘fenomenen’ kun je dus inderdaad gedrag sturen, en word ook ik de hele tijd gestuurd. Want Het Bromvliegeffect maakt bewust van al dat gestuur. We denken wel dat we vrije, autonome wezens zijn, maar we worden de hele tijd beïnvloed. Denk alleen maar aan reclame. En nee, daar is niemand immuun voor, ook niet de mensen die menen dat wel te zijn.

 

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Een roman met argumentatieschema’s

Louise Cornelis Geplaatst op 10 december 2024 door LHcornelis6 december 2024  

Van collega Marieke Bos kreeg ik een geweldige boekentip: Als, dan. Een logische roman van Janneke de Bijl. Ik moest dat boek inderdaad echt wel lezen, want er staan tekeningen in die recht uit mijn werk lijken te komen: heuse piramides. Dat heeft alles met die logica uit de ondertitel te maken. De hoofdpersoon in het boek, Eefje, studeert filosofie en houdt erg van de rechtlijnigheid van de logica en de argumentatietheorie.

Dat komt wel heel erg dichtbij. Ik vond het hilarisch om in een boek uitleg te lezen van het verschil tussen enkelvoudige, meervoudige en samengestelde argumentatie – iets wat ik zelf ook regelmatig uitleg. En dan dus compleet met de schema’s erbij.

Eén keer schoot ik in de lach toen ik las hoe een ander personage in het boek duidelijk de drogreden van het hellende vlak bezigde – iets wat ik mogelijk vooral opmerkte omdat het een paar hoofdstukken eerder over drogredenen was gegaan – en Eefje dat meteen erna ook zo benoemde. Dus ik las daar zomaar letterlijk mijn eigen gedachte, en dat was erg grappig.

Eefje komt sowieso wel een beetje dichtbij. Het gaat niet goed met haar op een manier die ik ergens wel herken. Niet zo precies in haar achtergrond en gedrag, en ze is ook duidelijk van een andere generatie dan ik, maar dat ze worstelt met angst en twijfel en dan steun ontleent aan de abstracte wereld van kennis en boeken, dat herken ik wel, en zeker ook uit mijn eigen studententijd. Ik vind het een rake typering van iemand die, zoals dat heet ’te veel in haar hoofd zit’. Ik had bij het lezen ook wel met haar te doen.

Het is dan ook helemaal niet zo’n vrolijk boek, ook al heeft het wel meer humor. Eefje heeft een rake manier van observeren en het boek leest lekker, in goed behapbare hoofdstukken. De opeenvolging van gebeurtenissen is ook ‘logisch’, althans, zo is de presentatie. Zo werd ik vlot maar dwingend meegevoerd in Eefjes toenemende gekte. Met een open einde ook nog, en dat stelt me bepaald niet gerust. Maar van zulke boeken houd ik wel.

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

De verkeerde vraag stellen

Louise Cornelis Geplaatst op 6 december 2024 door LHcornelis6 december 2024  

Ik lees altijd met interesse de nieuwsbrief van SIOO. Een tijdje geleden stond daarin een ‘white paper’ aangekondigd met als titel ‘Adviseurs zijn niet immoreel. De meeste adviseurs deugen’. Ik had wel drie redenen om die te willen lezen: ik werk met adviseurs, ik ben zelf adviseur, en ik heb gewerkt voor de firma die tegenwoordig gezien wordt als misschien wel de meest immorele van allemaal, althans in één geval: McKinsey (ik doel op de schokkende rol in de opioïden-crisis).

Ik heb de white paper inmiddels gelezen, interessant verhaal. Het leverde me één belangrijk inzicht op, met een haakje naar mijn eigen werk: één van de oorzaken van de beeldvorming van externe adviseurs als ‘immoreel’ is dat de adviseur vaak een andere diagnose stelt van het probleem van de organisatie van de organisatie zelf. Meestal is de vraag ‘platgeslagen’: in een survey bleek dat ongeveer twee derde van de adviseurs vindt dat ‘inkoop’ geen recht doet aan de complexiteit van het vraagstuk. Dan krijg je ofwel dat de adviseur aan de slag gaat op basis van de originele vraagstelling, maar dat helpt dan niet, of dat die eerst maar een ‘braaf’ voorstel doet om binnen te komen en vervolgens gaat afwijken van dat voorstel, om met het echte probleem aan de slag te gaan – maar dat overvalt de opdrachtgever ook dan. Dit speelt vooral bij de overheid, en al helemaal bij tenders.

Wat ik in de eerste plaats hiervan is hoe vragen bij mij binnenkomen. Standaard is dat: ‘doe ons maar een training’. Bij doorvragen gaat het soms om heel andere problemen, veelal rond leiding ven (voorbeeld) en sowieso is het rendement van een losse training zo ongeveer nul. Dus die vraag doet geen recht aan de complexiteit van het vraagstuk ‘beter schrijven’ en is inderdaad te plat of te smal. Ik kan gelukkig meestal zelf een voet tussen de deur krijgen en dat leidt dan tot een betere probleemdefinitie, meteen al of anders gaandeweg. Maar ik ben ooit wel eens bij een tender betrokken geweest waar nou eenmaal een boel trainingen waren ingekocht, terwijl er van alles loos was rond dat schrijven. Als onderaannemer was het leuk en interessant werk en verdiende ik er een aardig centje aan, maar als burger dacht ik wel eens: zonde van de publieke middelen. Maar ik zou daar niet zomaar een oplossing voor weten.

Ik herken de worsteling ook van schrijvende adviseurs, namelijk met de oorspronkelijke vraag of vragen. De ‘braven’ zijn geneigd zich daaraan te houden. Dat dat te ‘braaf’ is, daarmee confronteer ik ze wel eens. Ik herinner me een situatie waarin de opdrachtgever tien vragen had gesteld. Die één voor één beantwoorden, zo zei ik, lijkt meer op een proefwerk op school dan op een adviestekst. De uitdaging daar is dan om op zoek te gaan naar wat er ‘achter’ die tien vragen zit: de vraag achter de vraag. Waar zit die opdrachtgever écht mee? Bovendien zit er altijd tussen het stellen van de vraag en het beantwoorden ervan tijd. In die tijd kunnen zaken anders zijn komen te liggen. De kunst van goed adviserend schrijven is om een hoofdboodschap te brengen die nieuw, actueel en saillant is. Daar bedenk je dan de vraag bij – een soort omgekeerd proces. In de onderbouwing van de hoofdboodschap beantwoord je gaandeweg de ooit gestelde vragen, voor zover die nog relevant zijn. Zo schrijf je een tekst die op dat moment de opdrachtgever zo veel mogelijk vooruit helpt.

Ik heb al vaak gezegd: ‘en als je dat goed doet, gaat je opdrachtgever echt niet checken of je wel precies de oorspronkelijke vraag of vragen beantwoord hebt’. Maar dat schat ik misschien wat te rooskleurig in. Die opdrachtgevers zijn er misschien wel degelijk, of ander hun hoofden inkoop wel. Want dat begreep ik uit de white paper: veel opdrachtgevers zijn ontevreden over hun externe adviseurs. De reactie daarop is om nog stringentere inkoopvoorwaarden te formuleren, wat het hele probleem eigenlijk alleen maar versterkt. Ik heb daar geen oplossing voor, er is ook echt geen ‘quick fix’. Ik blijf het alleen wel ter discussie stellen.

De white paper was dus zeer de moeite waard.

Overeind blijft wel ook dat het sowieso immoreel is om te adviseren hoe je mensen zo verslaafd mogelijk maakt aan zware pijnstillers.

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

Generatieve AI als hulpmiddel bij het schrijven

Louise Cornelis Geplaatst op 7 november 2024 door LHcornelis7 november 2024  

Lieve de Wachter hoorde ik in de afgelopen jaren zinnige dingen zeggen over schrijven met generatieve AI. Ik keek daarom uit naar het boek dat zij met drie collega’s schreef: Wetenschappelijk schrijven in tijden van AI. Waar ik vooral benieuwd naar was: zou daar nou eens een heldere instructie in staan voor het schrijven van goede prompts? Daar had ik al eens naar gezocht, en nog niet iets nuttigs gevonden.

Die instructie is er inderdaad, al duurde het lang voordat ik die tegenkwam. Het is namelijk een bijlage, op p. 231-232. Dat is achteraan het boek, maar bovendien had ik er bij doorbladeren overheen gekeken. Het zijn maar twee pagina’s immers, en die zijn niet eens vol. Het is één tabel, met zes prompt-elementen, elk voorzien van korte uitleg en een of twee voorbeelden. De elementen zijn taak, rollenspel, stappen, context, doel en vorm.  ‘Als het zo simpel is…’ dacht ik. Kennelijk overschatte ik de moeilijkheid, of hoopte ik nog iets wonderbaarlijks nieuws te leren ofzo. Dit soort dingen wist ik eigenlijk al, al had ik zo’n net lijstje niet kunnen geven. Ik wil volgende volgende week ChatGPT iets laten schrijven als experiment (voor een workshop over AI namelijk), dat ga ik met deze tabel eens sytematisch aanpakken, kijken of het lukt (wordt vervolgd dus).

Dat die instructie achterin staat en niet op een prominentere plek, heeft er mogelijk mee te maken dat dit in de eerste plaats een leerboek is over academisch schrijven, met daaraan gekoppeld de mogelijke ondersteuning daarbij van grote taalmodellen. Het gaat dus veel over wetenschappelijk teksten in het algemeen, gericht op studenten, hun schrijfproces volgend. Dat heb ik slechts vluchtig bekeken.

De toevoegingen over AI hadden meer mijn interesse. Die zijn nuttig en helder. Het is uitleg met tips, voorbeelden en opdrachten. Vooral de voorbeelden vond ik leuk om te zien: daarin komt aan de orde wat ChatGPT ‘doet’ met een tekst, bijvoorbeeld als je vraagt passieven weg te werken. Dat wordt dan eerst te persoonlijk (al denk ik daarbij altijd ook wel stiekem: waarom is dat toch zo erg in de wetenschap?), dan komen de passieven toch weer terug, dan iets met men, dan weer te persoonlijk… het is nog niet makkelijk, net zoals dat het voor een schrijver en bloed is, en zeker niet appeltje-eitje. Je moet dus altijd zelf kritisch blijven. De AI-tool laten uitleggen wat er verandert kan helpen.

Zo laten de voorbeelden ook zien wat er niet kan met AI. De inleiding sluit daarbij aan, bijvoorbeeld door duidelijk te maken dat AI de gegenereerde tekst niet echt begrijpt, maar alleen statistisch genereert, en dat dat zo z’n beperkingen heeft. Daaruit vloeien algemene regels voor gebruik voort, zoals dat je altijd zelf kritisch moet checken of er klopt wat er staat. Belangrijk principe is ook dat goed gebruik van AI bij het schrijven iteratief is, dus dat je niet zomaar tevreden bent met het eerste resultaat, maar dat gebruikt om je prompts te verfijnen en zo de tool ’te leiden naar het antwoord dat je zoekt’ (p. 22). In goede handen kan generatieve AI zo tot uitstekende teksten leiden.

‘In goede handen’, schrijf ik bewust. Ook na dit boek blijft mijn beeld onveranderd: je moet nog steeds zelf goed kunnen schrijven om je AI-tool te begeleiden. Misschien moet je het zelfs nog wel beter kunnen dan voorheen, want je hebt er ook meta-vaardigheden voor nodig: de tekst beoordelen en er prompts over kunnen formuleren. Als je dat goed doet, neemt AI je wat werk uit handen. In mijn ogen zit dat vooral op het gebied van samenhang bewerkstelligen, samenvatten en afwerken (eindredactie). Maar om nou te zeggen dat iets goeds schrijven als geheel er sneller of makkelijker van geworden is – nee. Daarvoor zijn wetenschappelijke teksten, maar ook de teksten van schrijvende professionals, te complex.

Dit boek is de moeite waard, maar het is wel nog maar een begin. Het is nog een beetje te veel stukjes over AI aan een bestaand, traditioneel schrijf-lesboek vastgeplakt. Dat is zelfs visueel zo: de AI-gedeeltes zijn blauwe kaders met een symbool ervoor, los te knippen van de hoofdlijn van het boek. Maar dat snap ik: je moet en wil ergens beginnen; aan een boek als dit is behoefte – voor veel schrijfdocenten is de omgang met AI nog een hele uitdaging. Dan is dit een goed begin. Een volgende stap is meer integratie. Ik kijk daarnaar uit!

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

Twee boekpresentaties in één week

Louise Cornelis Geplaatst op 24 oktober 2024 door LHcornelis24 oktober 2024  

Ik ben afgelopen week maar liefst naar twee boekpresentaties geweest. Dat is echt uitzonderlijk: in de meeste jaren heb ik er nul of één. Nu verschenen er kort na elkaar twee boeken in mijn vakgebied die ik sowieso wilde hebben en lezen én kan aanraden. Dat is al heel leuk, en in beide gevallen kende ik de auteurs, dus leidde het nog tot twee toffe bijeenkomsten ook.

Vorige week vrijdag trapten mijn Leidse collega’s (en vrienden) Ronny Boogaart, Henrike Jansen en Maarten van Leeuwen af. Van hen verscheen net Maar zo bedoelde ik het niet. Hoe we recht praten wat krom is. Op de typisch Leidse manier hebben de schrijvers daarin inzichten uit de retorica, argumentatieleer en de taalwetenschap gecombineerd en toegepast op een heerlijke vlootschouw actuele voorbeelden. Mark Rutte, Pete Hoekstra, Thierry Baudet, Willem Engel, Famke Louise, Johan Derksen en noem maar op – allemaal hebben ze wel eens iets controversieels gezegd waarop ze aangesproken werden, en hoe redden ze zichzelf dan?

Ronny Boogaart tijdens de presentatie van Maar zo bedoelde ik het niet

Daar blijkt structuur in te zitten: dat redden gebeurt langs vier verdedigingslinies die al onderscheiden werden in de klassieke retorica: ontkenning, een beroep op een andere interpretatie of op verzachtende omstandigheden, en de tegenaanval. Die zijn soms geslaagd en soms maken ze de boel alleen maar erger.

Het zijn vooral de vele voorbeelden die dit boek tot een leesfeest maken. Op de terugweg van de presentatie was ik van Leiden naar Kapelle al tot pagina 185 gekomen – het boek leest als een trein, in de trein. De resterende 90 las ik thuis vlot uit. Het is dus toegankelijk geschreven, en ondertussen leer je als lezer heel wat over strategisch taalgebruik – en misbruik.

De boekpresentatie zelf was inhoudelijk: op de universiteit, in een grote, onderaardse, schuin oplopende hoorcollegezaal, met luisteren naar een inleiding door emeritus hoogleraar Ton van Haaften en daarna naar de drie auteurs, die een overzicht gaven van de vier strategieën. Dat was ook vermakelijk overigens, vooral dankzij de filmpjes die ze lieten zien, maar het contrast met de tweede boekpresentatie was best groot, groter dan tussen de boeken.

Dinsdag was ik namelijk in de Glazen Zaal in Den Haag, voor de boekpresentatie van Magneetwoorden. Ontdek de aantrekkingskracht van positieve taal van vakgenoot Jeanine Mies. Dat was op een stijlvolle, klassieke plek, we stonden, Jeanine gaf voorbeelden uit haar boek maar sprak ook over haar zieke zus, de dagvoorzitter betrok ons er allemaal bij, en er was muziek en een stadsdichter. Ik ervoer het als persoonlijker en dynamischer. En feestelijker, ook doordat Jeanine tegelijk haar 25-jarig jubileum als zelfstandig schrijver en trainer vierde.

Aan de borrels lag het verschil niet: beide waren drukbezocht met een boel bekenden; dinsdag kon ik gelukkig wat langer blijven en meer vakgenoten spreken.

Wat bovendien hetzelfde is: Jeanines boek is óók een serieus vakboek, het leest ook heel lekker, en het staat ook vol met herkenbare en leuke voorbeelden. Bijvoorbeeld van onhandige ontkenningen (‘nietjes’ in het boek). Ik moet altijd aan Jeanine denken als ik bordjes zie met een ontkennende boodschap erop: ‘gras niet betreden’. Soms voel ik dan namelijk de behoefte in me opkomen om precies dat te doen, dat gras betreden dus. Het is een van de hoofdlijnen in het boek: formuleer niet wat je niet wilt, maar wat je wél wilt. Grotere kans dat je je doel bereikt. Want het werkt – zie deze persoonlijke ervaring.

Jeanine signeert mijn exemplaar van Magneetwoorden

Een erg leuk voorbeeld is de Groningse durfpoli in plaats van angstpoli – naar een durfpoli gaan klinkt alleen al stoerder. En wie bedenkt er iets beters voor coördinator pesten en de toolkit ouderenmishandeling – de voorbeelden waar ik dinsdag het hardst om moest lachen. Of griezelen, net hoe je het bekijkt.

Onderweg uit Den Haag naar Kapelle dinsdag kwam ik nog niet zo heel ver in het boek, want ik moest onderweg ook nog wat andere dingen doen. Maar ik zag al wel dat er naast voorbeelden met uitleg een boel praktische tips in staan, met aan het eind zelfs een stroomschema om je eigen magneetwoorden te bedenken. Dat ga ik zeker doen!

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

Twee pittige leeservaringen (2/2): Wat nu!?

Louise Cornelis Geplaatst op 15 oktober 2024 door LHcornelis8 januari 2025  

Vervolg op gister. Het tweede boek dat best een zware dobber was om te lezen was Wat nu!? van Thijs Homan en Rob Wetzels. Het gaat over de vraag die mij al langer bezighoudt (zie hier): hoe komen de grootschalige gedragsveranderingen tot stand die nodig zijn voor de toekomst van de planeet en onze maatschappij? Bij Homan volgde ik mijn opleiding over organisatieverandering en ik vind dat hij een originele en interessante kijk op veranderen heeft – die opleiding veranderde mijn kijk op mijn werk en de wereld. Die originaliteit blijkt in dit boek ook weer. Kern is – opnieuw – dat verandering niet maakbaar is van bovenaf, maar ontstaat in de gesprekken van ons allemaal.

Maar daarachter komen was ook weer hard werken, andersom dan in Prophet Song: de vorm hinderde mijn lezen.

Het begon ermee dat het boek flink wat slordigheden bevat op het gebied van spelling en interpunctie – iets wat ik wel van Homan kent, dat hij dat soort dingen niet belangrijk vind (de opleiding vond ik ook slordig). Ik ben bereid best wel wat door de vingers te zien, maar stijl schrijven waar het steil moet zijn, vind ik wonderlijk – heeft er geen redacteur naar gekeken?

Gaandeweg werd dat beter of wende het, maar toen ging iets anders steeds zwaarder wegen: in Wat nu!? Vind ik de informatiedichtheid veel te laag. Deels heeft dat ermee te maken dat ik Homans gedachtegoed ken, maar belangrijker is dat het boek wel erg meanderend geschreven is. Sowieso bouwt het op naar de conclusie, wat van wetenschappers te verwachten is (maar wel jammer), maar daarbij is de hoeveelheid tekst besteed aan terug- en vooruitblikken overweldigend. En die voegen allemaal niets nieuws toe.

Het gaat om paragrafen die ‘conclusie’ heten aan het eind van een hoofdstuk, maar die meer een samenvatting (resumé) zijn, getypeerd door de vele zinnetjes als ‘wat we in dit hoofdstuk hebben gezien is…’ en die eindigen met een vooruitblikkend stukje: ‘Dit alles geconstateerd hebbende, geven we in het volgende hoofdstuk een nadere beschrijving…’ (einde hoofdstuk 1). En dan begint dat volgende hoofdstuk (2) met ‘In het vorige hoofdstuk hebben we geschetst dat…’ en dat loopt dan een flink eind door. Dan komt ‘In dit hoofdstuk concretiseren we de analyse (…) en gaan we in op (…). We beginnen met…’ pas daarna komt het echt ter zake.

Ik werd er narrig van. Zó veel herhaling. Ik voelde me betutteld ook: alsof ik zelf niets kan onthouden en geen enkele relatie kan leggen.

Bij de hele tijd moeten vooruit- en terugblikken kunnen volgens mij twee dingen aan de hand zijn, of hun combinatie:

  • Er is een probleem met de structuur. Zonder al die ‘lijm’ tussen de onderdelen van de tekst rammelt die uit elkaar. Mogelijk komt dat doordat de enige logica erin is: die van de associaties van de schrijvers. Want dat opbouwen naar de conclusie, dat is weliswaar gebruikelijk in de wetenschap, maar dan volgt de tekst de methodologische chronologie. Dat is hier niet het geval: het is geen verslag van onderzoek, het is eerder essayistisch geschreven. Een gedachtegang dus. Dat die voor lezers niet helder genoeg is, voelen de schrijvers wel aan, maar het probleem lossen ze op door met veel lapmiddelen de tekst samenhangend maken. Als lezer moet je zo’n structuur als die wel stap-voor-stap volgen, je kunt niet zelfstandig vooruit denken.
  • Het komt voort uit een behoefte van de schrijvers om steeds de draadjes af te hechten (vergelijkbaar met ‘en toen kwam de olifant met z’n lange snuit en die blies dit verhaaltje uit’), plannen te maken voor het vervolg, en dan in dat vervolg een aanloopje nemen (‘startmotor’) om weer op gang te komen. Voor de lezer is dat onnodig. Die ziet bijvoorbeeld al aan het naderen van het einde van het hoofdstuk dat het er bijna op zit. Behoefte aan een startmotor heeft een lezer alleen na de onderbrekingen van het leesproces, maar die vallen niet per se samen met de tekst-eenheden. Lezers redden zichzelf dan: ‘waar ging het ook alweer over, even terugbladeren’. Een redacteur moet daarom bij dit soort neigingen genadeloos zijn.

Met een betere structuur (in elk geval logischer, liefst hiërarchischer en zo mogelijk piramidaal) en/of een stevige redactieslag had het boek minstens 20 % korter gekund. En dan was de waardevolle inhoud dus scherper uit de verf gekomen. Want inhoudelijk interessant, dat was het zeker. Daarom bedwong ik mijn ongeduld en las ik verder.

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

Twee pittige leeservaringen (1/2): Prophet Song

Louise Cornelis Geplaatst op 14 oktober 2024 door LHcornelis10 oktober 2024  

Ik heb net twee boeken tegelijkertijd gelezen (doe ik wel vaker) die allebei zeer de moeite waard waren, maar ook allebei pittig, om verschillende redenen. Om ze per boek recht te doen, besteed ik er twee weblogposts aan. Vandaag dus het eerste boek, morgen het tweede.

Ik kreeg van een vriendin Prophet Song aangeraden, als goed maar bepaald niet vrolijk stemmend boek dat nauw aansluit bij de huidige tijd. In dat boek heeft schrijver Paul Lynch twee opvallende vormkeuzes gemaakt:

  • Er staan geen alinea’s in, dus per paragraaf gaat de tekst achter elkaar door. Dat heeft me niet gehinderd bij het lezen. Er zaten wel ‘adempauzes’ in de hoofdstukken met witregels, die soms een fikse en impliciete sprong in de tijd waren, maar dat vond ik niet afwijkend van veel andere romans.
  • Er staan geen aanhalingstekens in om gesproken woord te markeren. Er wordt gepraat, in dialogen zoals gebruikelijk in een roman, maar waar een citaat begint en eindigt, is niet zichtbaar. Dat is een kwestie van zoeken in die doorlopende zinnen terwijl je interpreteert. Dat vond ik af en toe knap lastig, moeilijker dan het gebrek aan alinea’s. Het wende wel.

Ik werd me er zo van bewust hoe nuttig markeringen zijn: als hulp bij het lezen. Maar het gebrek eraan is hier beslist functioneel. Ik had het zelf niet bedacht (ik las het op Wikipedia) maar onbewust wel degelijke ervaren: deze keuzes passen bij de strekking van het boek, omdat ze wat claustrofobisch aandoen: je zit ‘vast’ in het spoor van zo’n eindeloze alinea, zonder houvast. Dat lijkt op de beklemmende manier waarop de hoofdpersoon vast zit in een Ierland dat onder een regime komt dat een einde maakt aan de democratie, waarop het land richting burgeroorlog afglijdt.

Het is een indringend boek, zeer actueel en het nodigt uit tot empathie. Beslist een aanrader – maar dus wel lastig lezen.

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

‘Klare taal’ verhult

Louise Cornelis Geplaatst op 3 oktober 2024 door LHcornelis3 oktober 2024  

Goed opiniestuk in de NRC gisteren: Philip Huff betoogt dat die ‘klare taal’ in de politiek, waar het zo vaak in positieve, wenselijke zin over gaat en waar zelfs een prijs voor bestaat, politieke en bestuurlijke complexiteit verhult. Je kunt wel eenvoudige, heldere woorden gebruiken, maar daarmee doe je de werkelijkheid geen recht en heb je ook nog geen uitvoerbaar beleid ontwikkeld. Je kan zelfs met klare taal liegen, zoals Yesilgöz deed over de nareizende vluchtelingen. Je kan je dan wel blindstaren op die duidelijke taal, maar als die over non-beleid gaat, heb je er niks aan.

Taal is niet los te knippen van inhoud. Van al te veel hameren op klare taal worden we niet beter.

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Bericht navigatie

← Oudere berichten

Recente berichten

  • Het passief is niet neutraal
  • Met genderneutraal verwijzen gaat een subtiel ander onderscheid verloren
  • Ik mag sturen
  • De richting van de vragen hoort bij lezergerichtheid
  • Doe toch echt maar het gewonere woord

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (313)
  • Opvallend (541)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (153)
  • schrijftips (886)
  • Uncategorized (45)
  • Veranderen (38)
  • verschenen (202)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑