↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Categorie archieven: Gesprek & debat

Bericht navigatie

Nieuwere berichten →

Winnen & verliezen

Louise Cornelis Geplaatst op 26 november 2009 door LHcornelis26 november 2009  

Bij het tweede college met proefdebatten, gisteren, waren in beide gevallen de voor- en tegenstanders aardig aan elkaar gewaagd. Dat maakte het jureren lastiger dan bij de eerste twee debatten, twee weken terug. De jury heeft dus in beide gevallen behoorlijk moeten wikken en wegen. Wat geeft dan de doorslag?

In het eerste proefdebat van gisteren, over het opheffen van de HBO-WO-tweedeling in het hoger onderwijs, hadden de voorstanders van het opheffen van dat onderscheid net geen scherp genoeg antwoord op enkele van de argumenten van de tegenstanders. Die legden vooral in hun slotwoord de vinger op de zere plek. Het was bijvoorbeeld niet helemaal duidelijk hoe hun alternatief, een driedeling en verdergaande differentiatie, een aantal van de problemen in het huidige systeem zou gaan oplossen, zoals de moeizame doorstroming en de slechte herkenbaarheid van onze titels en diploma’s in het buitenland.

Ook op het gebied van de financiën konden de voorstanders zich niet verweren tegen ‘dit gaat miljarden kosten’. Nouja, ze zeiden wel dat onderwijs zo belangrijk is dat dat een fikse investering wel de moeite waard was. Maar dan nog bleef de indruk achter dat er niet zo veel zou veranderen, maar dat dat wel heel veel geld zou kosten. Punt voor de tegenstanders. Maar dat is wel relatief makkelijk scoren natuurlijk: een voorbeeld van dat het voor de tegenstanders van een beleidswijziging makkelijker is om een debat te winnen dan voor de voorstanders.

In het tweede debat wonnen echter toch de voorstanders, tot teleurstelling van de tegenstanders. Die hadden namelijk maar liefst tien argumenten waarom de plannen van de voorstanders, in dit geval voor het invoeren van een vleestaks, niet uitvoerbaar waren. Een belangrijk cluster van nogal technische tegenargumenten was echter niet goed uit de verf gekomen, in de beperkte en streng begrensde tijd die de teams toebedeeld hadden gekregen. De jury had die tegenargumenten simpelweg niet begrepen. En dan kunnen ze nog zo goed zijn, en misschien op papier ijzersterk – ze maken niet dat je het debat wint. Dat is één van de bijzonderheden van het debat: je kunt de beste argumenten hebben en toch niet winnen. Zo’n wedstrijd niet, maar ook in het echt niet (ik herinner me dat een paar jaar terug bijvoorbeeld over Femke Halsema gezegd werd: ze zegt hartstikke goede dingen, misschien inhoudelijk wel de beste van alle politici – maar niemand die het hoort – zie hier een wel aardig stukje over Halsema’s debatvaardigheden).

Verder was een ander aantal van die tien tegenargumenten in de ogen van de jury nét goed genoeg weerlegd door de voorstanders. Wat daar waarschijnlijk een rol bij speelde, is dat de voorstanders enigszins het voordeel van de twijfel kregen. En dat kregen ze doordat ze de ernst van het probleem sterk neerzetten. De toenemende vleesconsumptie zorgt voor ernstige problemen – daarmee waren de tegenstanders het zelfs eens (in termen van de theorie van dit vak: het eerste stock issue, harm, stond dus niet ter discussie, en ook het tweede, inherency, niet, zie Wikipedia over de stock issues). Ook al is het dan nog steeds zo dat het beleidsplan ook uitvoerbaar moet zijn, toch helpt het de voorstanders als de jury/het publiek denkt: ‘er moet inderdaad wel wat gebeuren’. Het tegenargument ‘er is niet genoeg draagvlak voor’ bijvoorbeeld is dan vrij makkelijk te weerleggen: ‘niemand vindt het ooit leuk om meer te moeten gaan betalen, maar dat is geen reden om dan maar niets te doen- dat draagvlak moet er gewoon gaan komen’.

De tijdsbeperking speelde vooral in dit debat een rol, doordat het rijke cases waren: over het onderwerp is veel te zeggen, zowel door de voor- als door de tegenstanders. Debatteren in zo’n wedstrijdachtige en schoolse situatie als dit is ook een spel, waarbij je dus de beperkingen als uitdaging moet zien. Maar goed, verliezen is nooit leuk natuurlijk.

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Echo’s: over democratie en klassieke termen

Louise Cornelis Geplaatst op 20 november 2009 door LHcornelis20 november 2009 9

Afgelopen woensdag was er in het debatcollege een gastspreker: Roderik van Grieken van het Nederlands Debat Instituut. Hij heeft een boel verteld en dat was zeer de moeite waard. Ik pik er twee (overigens totaal verschillende) thema’s uit die bij mij ‘echoden’: het waren dingen waar ik kort tevoren vanuit een andere invalshoek mee bezig was geweest.

1. Aflopen maandag had ik in de auto geluisterd naar hoe de oude CDA-prominent Aantjes uiteenzette dat zijn partij niet met de PVV moet willen regeren omdat dat geen democratische partij is. De PVV is weliswaar met democratische verkiezingen in de Tweede Kamer verkozen, maar de partij zelf heeft geen democratische structuur, zelfs geen leden; één iemand bepaalt er alles. Roderik van Grieken benadrukte woensdag vanuit een andere invalshoek hoe zeer Geert Wilders de democratische basisbeginselen aan zijn laars lapt: hij debatteert niet echt.

Wilders gaat niet in op tegenargumenten, hij verdedigt zich niet en legt niets uit. Dat doet hij niet in de Kamer, maar hij doet het ook niet elders. Hij verschijnt niet bij bijvoorbeeld Pauw & Witteman, en dat is precies daarom: dan zou hij zich moeten verdedigen bij kritische vragen en in discussie moeten gaan met de andere aanwezigen. En in de Kamer maakt hij het wel heel bont ook: hij is met zijn fractie wel eens weggelopen uit een debat. Daar kun je lacherig over doen of het een grote publiciteitsstunt vinden, maar het is ernstiger dan dat: bij debatteren hoort dat je argumenten afweegt. Dan moet je dus de argumenten van de tegenpartij op z’n minst aanhoren.

Femke Halsema verwoordde het na het vertrek meteen scherp: “Een democraat loopt nooit weg uit een democratisch debat”. Maar Wilders is geen democraat. En dat is ernstig.

2. Net voor het gastcollege van Van Grieken had ik met mijn Leidse collega Henrike Jansen geluncht – we doen dat vrijwel elke week en hebben het dan over veel meer dan alleen het vak. Dit keer had ik haar gevraagd naar de betekenis van het klassieke begrip retorica.  Ik had daar namelijk net ergens een uitleg van gelezen waarvan ik dacht: huh, zo ken ik dat niet. Henrike zit er veel meer in dan ik, dus ik dacht: ik vraag haar ernaar.

Henrikes uitleg kwam veel dichter bij wat ik had gelezen dan ik had verwacht  – mijn eigen begrip van de term behoefde bijstelling. Kort gezegd: ik kwam dicht in de buurt van de Wikipedia-uitleg: de leer van de welsprekendheid en overtuigingskracht in communicatie van één naar velen, zoals bij schrijven en speechen. Maar Henrike bevestigde wat ik dus net elders had gelezen: dat retorica in de klassieke tijd in de eerste plaats een tweegesprek was, een discussie dus, met daarbij een beoordelend publiek of een jury, en met nogal vrije regels, waardoor retorische ’trucjes’ toegestaan waren.

Zo begreep ik dus dat mijn begrip van de term was gaan afwijken van de oorspronkelijke, klassieke betekenis. Dat is niet zo gek: ik heb geen klassieke achtergrond en retorica speelde in mijn opleiding op de VU geen grote rol (de VU legt andere accenten dan bijvoorbeeld Leiden). Ik ken de term dus alleen via derden, en heb er nooit zelf studie naar gedaan of een eigen positie ingenomen.

Heel kort daarna ontstond er in Van Griekens gastcollege een stevige discussie tussen hem en de studenten over andere klassieke termen: de drieslag logos–pathos–ethos, uit de retorica afkomstig. Van Grieken hanteerde een andere opvatting van vooral ethos en pathos dan de studenten. Volgens hem is ethos datgene dat je als spreker eigenlijk niet kunt beïnvloeden: je uitstraling of autoriteit, die heb je of die heb je niet. En onder pathos verstond hij de vorm waarin je je argumentatie giet, dus de vorm waarin je de logos giet.

Als ik de bezwaren van de studenten tegen die opvatting goed begreep, hebben zij de termen geleerd op de manier die ik ook ken: ethos is de geloofwaardigheid van de spreker. Die hangt van meer af dan alleen zijn of haar uitstraling. En die is wel degelijk te beïnvloeden, bijvoorbeeld door in de speech je expertise te benadrukken – wat volgens Van Grieken onder pathos zou vallen en een autoriteitsdrogreden zou zijn. Onder pathos verstonden de studenten (en ik) dat wat de spreker doet om op de gevoelens van het publiek in te spelen. Dat is een beperktere opvatting van pathos dan die van Van Grieken.

Een boel gedoe over begrippen die al zo’n 2500 jaar tot de kern van het tekst-en-communicatievak behoren. Hoe komt dat nou? Het is allemaal glibberig terrein. Ethos, logos en pathos zijn niet helemaal los van elkaar te knippen, alles hangt met alles samen en je moet dus ergens een afbakening maken. De studenten leren dat ongetwijfeld te doen op basis van de klassieke inzichten. Van Grieken doet het waarschijnlijk pragmatischer: hij geeft debattrainingen. Daarin moet je zó afbakenen dat de deelnemers er wat mee kunnen. Op diezelfde manier was waarschijnlijk mijn begrip van retorica pragmatisch geworden.

En is het erg, pragmatische versus klassieke interpretaties? De spraakverwarring over de termen leidde tot begrijpelijke verontwaardiging bij de studenten. Die moeten op een tentamen immers niet al te vrijelijk omgaan met definities en termen. Eenduidigheid zou bovendien netjes zijn. Maar de grijszones bieden taalbeheersers de mogelijkheid om hun eigen afbakening te kiezen. Zo lang je maar duidelijk maakt wat jouw opvatting is en je open staat voor discussie (en dat deed en stond Van Grieken) biedt dat een aantrekkelijke vrijheid.

Geplaatst in Gesprek & debat | 9 reacties

Allerlei debatvaardigheden

Louise Cornelis Geplaatst op 12 november 2009 door LHcornelis12 november 2009

Gisteren hadden de studenten hun eerste proefdebatten: de eerste twee van de vier stellingen werden onder de loep genomen, elk door een team van twee voor- en twee tegenstanders. Het waren de twee onderwerpen waarover ik vorige week schreef dat er een verschil was in diepgang tussen de uitwerkingen: de uitwerkingen voor en tegen over de herindeling van Rozenburg waren dieper dan die over het weren van snelle fietsers van het fietspad. Dat verschil kwam in de proefdebatten ook helder naar voren: het publiek (de andere studenten) zag het ook.

Ik had als docent dat publiek, dus de andere, niet-debatterende studenten, vandaag hard nodig. Ikzelf was namelijk in beide gevallen voorzitter van de jury. Dat betekende dat ik hard moest meeschrijven: een belangrijke taak van de jury van een debat. Een uitgeschreven versie van de argumentatie is nodig om het oordeel op te baseren en om het te kunnen motiveren. Het gevolg ervan is echter dat de jury vooral hard aan het pennen is, zeker als het debat snel verloopt. En dus dat de jury eigenlijk alleen maar naar beneden kijkt, naar het eigen geschrijf en papier. In het boek staat dat wel grappig omschreven: als debatteerder zie je van de jury vooral de kruin!

Aan het in de gaten houden van enkele andere zaken kwam ik dus niet toe, en het was zelfs al prettig dat er ook anderen meeschrijven: de student-juryleden, uit de teams die pas over twee weken zelf hoeven te debatteren. In één geval had ik de debatteerder horen zeggen: ‘hier zijn 4 redenen voor’, maar toen had ik er maar 2 gehoord. Had ik nou zelf wat gemist, of de debatteerder? De andere juryleden konden bevestigen dat het de debatteerder was. Meeschrijven is ook een goede oefening: ook dat is een debatvaardigheid. Ze vonden het ook stevig doorpennen, zeker het Rozenburg-debat.

Waar ik als jury-voorzitter niet aan toekwam, is ook nog de tijd in de gaten houden (dat deed een student van het team dat in de andere helft van het college debatteerde) en vooral: letten op de presentatie. Als ik steeds naar m’n eigen papier kijk, krijg ik maar weinig mee bijvoorbeeld van de mate waarin de debatteerders oogcontact maken met het publiek, of ondersteunende gebaren maken. Ook dat deden dus studenten die vandaag nog niet aan de debatteer-bak hoefden.

Feedback geven op de presentatie is dus ook een onderdeel van het college. Ik zit er in dit geval zelfs niet eens tussen: de evaluatieformulieren gaan rechtstreeks naar de debatteerders. Vorige week hadden de studenten feedback geleverd op elkaars cases. Daarna waren die cases naar mij toe gekomen, en had ik dus ook de feedback gezien – toen zat ik er wel tussen, dus. Het viel me op dat er zeer goede feedback bij was. Nou mag dat ook wel, natuurlijk: van derdejaars studenten kun je dat wel verwachten. Maar de tijd was vorige week beperkt, dus ik vond het toch een hele prestatie.

Waar ik gisteren blij mee was, was dat de jury steeds snel tot consensus kwam over welke partij het debat gewonnen had. Dat waren bij Rozenburg de tegenstanders van de stelling (voorstanders van de gemeentelijke herindeling waarbij Rozenburg een deelgemeente van Rotterdam wordt) en bij de fietsers de voorstanders van het weren van snelle fietsers van het fietspad: zij pleitten voor een maximumsnelheid op sommige fietspaden, waarbij snelle fietsers dan mogen uitwijken naar de weg. In beide gevallen gaf de argumentatie voor de standaardgeschilpunten de doorslag: die stock issues blijven terugkomen als meest centrale onderdeel van de theorie. Daarop win of verlies je zo’n debat – niet op het al dan niet hebben van oogcontact.

Geplaatst in Gesprek & debat

De verleiding van dichtbij blijven

Louise Cornelis Geplaatst op 5 november 2009 door LHcornelis5 november 2009  

Gisteren moesten de studenten van het debatcollege hun case inleveren voor de proefdebatten die volgende week beginnen. Een case wil zeggen een uiteenzetting van de argumentatie voor of tegen de gekozen beleidsstelling. De helft van de cases heb ik nagekeken zodat ik ze nog dezelfde dag kon teruggeven, want die studenten moeten volgende week al debatteren.

Wat me opviel aan de uitwerkingen, deed me denken aan iets wat ik vorige week schreef: het verdedigen van een stelling die dichtbij de belevingswereld van jezelf en het publiek ligt, líjkt makkelijk, maar is het niet. Vorige week, bij de mini-debatjes, bleek dat zo’n stelling makkelijk praat, maar het publiek, in dit geval ook de tegenstanders, vinden makkelijk tegenargumenten.

Ook bij de cases leek het erop dat de stelling waarbij iedereen zich wat voor kan stellen makkelijk had geleken: die was die minder goed beargumenteerd dan de ‘lastige’ stelling. De goed voorstelbare stelling is: ‘Snelle fietsers moeten van het fietspad geweerd worden’ (naar aanleiding van enig gedoe daarover afgelopen zomer). Bij zoiets kan iedereen zich wel wat voorstellen, en bij wat brainstormen ook een oplossing bedenken. De abstractere gaat over de gemeentelijke herindeling waarbij Rozenburg deelgemeente van Rotterdam wordt. Wat zegt u? Daarin móet je je wel goed verdiepen om er iets zinnigs over te zeggen.

Het leek erop alsof precies dat was gebeurd: de cases van de voor- en tegenstanders van de fiets-stelling waren minder doordacht en minder op bronnen gebaseerd dan die van de twee teams voor en tegen de Rozenburg-stelling. Gelukkig ging dat dus gelijk op en staan er volgende week gelijkwaardige teams tegenover elkaar. Ik ben benieuwd wat er dan gaat gebeuren… Overigens waren alle uitwerkingen wel voldoende.

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Publieksgericht weerleggen

Louise Cornelis Geplaatst op 2 november 2009 door LHcornelis2 november 2009  

Vorige week ging het op het debatcollege over de tegenargumentatie: het weerleggen van een stelling. Dat doen beide partijen: de tegenstanders weerleggen de argumentatie van de voorstanders, en omgekeerd. Het tweede hoofdstuk ging in het algemeen over de compositie van een debatbeurt: hoe kom je van een droog overzicht van de argumentatie tot een aantrekkelijk pleidooi?

Bovendien naderen de proefdebatten van de studenten, dus de hoogste tijd voor hen om eens even uit te proberen hoe dat is, debatteren. Ik had ze gevraagd om te bedenken wat zij graag zouden willen veranderen aan iets waar ze zelf onderdaan of lid van zijn, dus bijvoorbeeld in ons land, op de universiteit, of bij een vereniging. Die wens moesten ze omzetten in een beleidsstelling die ze in maximaal anderhalve minuut moesten verdedigen. Vervolgens mochten de anderen daar kort tegenwerpingen tegen inbrengen. Een heel kort en informeel debatje per student, dus. Er zijn er vijf aan de beurt geweest, de rest volgt woensdag.

Wat bleek?

  • Bij de weerlegging van een standpunt zijn de studenten erg voorzichtig. Ze hebben de neiging om de voor-pleiter een vraag te stellen, zoiets als ‘zou het niet ook kunnen zijn dat….?’ of ‘maar heb je dan wel gedacht aan….?’ Terwijl een echt verweer stellig is: ‘je ziet dit helemaal verkeerd’ of ‘je vergeet een belangrijk punt’. Kunst is om dan wel netjes te blijven!
  • Als het onderwerp dichterbij komt, is het voor de spreker makkelijker om het publiek te bereiken, maar voor de weerleggers ook makkelijker om tegenargumenten te bedenken. Een stelling die te maken heeft met de vertrektijden van de bussen vanaf de universiteit vindt dus makkelijk een welwillend luisterend publiek, maar datzelfde publiek bedenkt zonder enige moeite een hele serie tegenargumenten. Bij een stelling over de introductie van een kiesdrempel voor het parlement (het Duitse model) ging het publiek veel glaziger kijken – maar het was ook het zwijgen opgelegd. Daar konden ze zo gauw niks tegenin bedenken. Enerzijds is dat mooi, anderzijds is het de vraag of je zo het debat kunt winnen. Dat kan immers niet als de argumenten over de hoofden van het publiek (of de jury) heen gaan. De argumenten kunnen nog zo goed zijn, ze moeten publieksgericht worden gebracht.
  • De tijd was te kort om een standpunt echt goed te verdedigen. Dat zat hem vooral in de voorbereiding: als de studenten er langer over na hadden kunnen denken en wat informatie hadden kunnen zoeken, zouden ze hun standpunt veel beter hebben kunnen verdedigen, als tenminste hun spreektijd dan niet te kort geweest was. Anders gezegd: goed debatteren vergt een degelijke voorbereiding, óók op de beperkte tijd. Want straks in de proefdebatten is de spreektijd weliswaar langer, maar ook begrensd. en de voorbereidingstijd heb je weliswaar vóór het debat, maar niet meer tussendoor, dus soms zul je ad hoc iets moeten verzinnen om de tegenpartij van repliek te dienen. Dat snelle reageren is in zo’n informeel mini-debatje te oefenen.

 

PS Ik heb de studenten net via Blackboard geattendeerd op http://www.human.nl/?pg=nws&nwsid=3998, een tip die ik weer kreeg van één van hen: vanavond een documentaire over Theo van Gogh.

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Inhaalslag

Louise Cornelis Geplaatst op 15 oktober 2009 door LHcornelis15 oktober 2009 1

Erg oplettende volgers van dit weblog hebben het misschien al gemerkt: vorige week was er geen terugblik op het debatcollege, en sowieso was het even nogal stil. Dat klopt: familieomstandigheden. Ik pik deze week de draad weer op. Gister dus wél debatcollege, maar dat was dus meteen een inhaalslag: we bespraken de stof van twee weken.

Dat betekende dat we het grootste deel van de tijd bezig zijn geweest met het verteren van maar liefst vijf hoofdstukken  uit het boek en dus geen tijd hadden om uitstapjes te maken naar de griepdiscussie of de fratsen van Wilders. Het ging meer over argumentatietheorie en om het het grip krijgen op begrippen als prima facie case en topicaliteit (tsjonge, wat is die Engelstalige Wikipedia volledig op dit terrein, zeg!) of over de vertaling van het woord case (‘zaak’ maar ook gewoon ‘argumentatie’).  

Dat zijn allemaal nog heel inhoudelijke dingen – daar gáát het om bij dit vak. Maar een deel van de energie ging ook zitten (en zit elke week) in het doorgronden van de tekst – wat bedoelen ze nou toch? Een voorbeeld. Op p. 253 staat een kadertje met daarin de ‘essential components’ van de argumentatie die door de tegenstanders van een beleidsstelling kan worden ingebracht als zij willen laten zien dat het plan van de voorstanders nadelen met zich meebrengt (‘disadvantage argument’). Dit zijn punt twee en drie:

Uniqueness: The disadvantage, if a reason to reject the plan, must be uniquely caused by the plan. If it would occur absent the plan, it is not a reason to reject the plan.

Link: The disadvantage must link to the plan and be caused by the specific plan action called for.

Uh… wat is het verschil? In beide gevallen gaat het erom dat het nadeel het gevolg is van het plan. Ik voel ergens wel een subtiel verschil, maar als ik er dan een voorbeeld bij probeer te bedenken, verdwijnt dat als sneeuw voor de zon. Op college kwam ik er dus ook niet uit (gelukkig is het bepaald geen hoofdpunt…).

Na het college keek ik er nog even met een collega naar, en toen zagen we het: de term ‘essential components’ die de opsomming inleidt, is misleidend, want daardoor lijken het vijf aparte onderdelen te zijn. Maar het verschil tussen deze twee is er alleen één van perspectief, of althans, zo kun je het je voorstellen. Uniqueness is dan geredeneerd vanuit het nadeel: dat moet alléén door het plan veroorzaakt worden. Link is geredeneerd vanuit het plan: dat moet verbonden zijn met het nadeel.

Voorbeeld: de uitvoering van de meeste plannen kost geld, dat is een veel voorkomend nadeel. Uniqueness wil zeggen dat dat geld uitgegeven wordt vanwege het plan, en dat het anders niet óók zou verdwijnen. Link wil zeggen dat het zo is dat een deel van het budget inderdaad gereserveerd zou moeten worden voor dit plan. Zelfde nadeel, zelfde ‘essential component’; twee verschillende perspectieven.

En wat voor baat hebben we bij het onderscheiden van uniqueness en link? Ik zie het als hints: ze zetten je aan het denken over de mogelijke invalshoeken waarmee je een voorgesteld plan kunt aanvallen. Niet meer, maar ook niet minder. In het ene geval zou je naar het plan kunnen kijken en kunnen bedenken: ‘dat gaat een hoop kosten’; in het andere geval kijk je naar het budget en concludeer je: ‘er is geen ruimte voor leuke plannetjes’.

Moeilijkdoenerij? Ach, het is een derdejaarsvak, dat hoeven bepaald niet alleen maar hapklare brokken te zijn. Argumentation and debate is het enige boek op dat niveau. Het is jammer dat een boek waarin logisch en analytisch denken zo centraal staat, zelf niet altijd even logisch is…

Volgende week opnieuw geen debat-post op dit weblog, want het is herfstvakantie/tentamenweek. Eind oktober verder!

Geplaatst in Gesprek & debat | 1 reactie

Bewijsmateriaal

Louise Cornelis Geplaatst op 1 oktober 2009 door LHcornelis1 oktober 2009  

Gisteren hebben we op het debatcollege Geert Wilders gelaten voor wat hij is, en hebben we ons voor wat betreft de actualiteit gebogen over een opiniestuk in de NRC van maandag over de Mexicaanse griep. In het stuk betoogt Ekkelenkamp dat minister Klink aan geldverspilling heeft gedaan door, tegen bijna alle adviezen in, 38 miljoen vaccins tegen H1N1 te kopen.

Bijna alle adviezen, want er is één deskundige geweest die hardnekkig bleef beweren dat een pandemie in Nederland catastrofale gevolgen zou hebben. Die kerel, Osterhaus, was nogal eens op tv te zien en was vermoedelijk in zijn eentje verantwoordelijk voor een groot deel van de grieppaniek van de afgelopen maanden. Volgens Ekkelenkamp heeft Klink zijn oor te veel naar Osterhaus laten hangen, en is hij meer bezig geweest met het bestrijden van de paniek die door Osterhaus’ optredens werd veroorzaakt dan met verantwoord omgaan met overheidsgelden ten behoeve van de volksgezondheid.

Ekkelenkamp gebruikt bronnen, noemt namen en beschrijft de gang van zaken op het ministerie van Klink om zijn redenering te staven. Daar ging gisteren de theorie over: wat voor materiaal gebruik je om je standpunt te bewijzen? Je mag Ekkelenkamp niet zomaar vertrouwen en geloven. Dus zelfs als je, met Ekkelenkamp, zou willen betogen dat Klink aan geldverspilling heeft gedaan, zou je moeten checken of hij zijn bronnen correct gebruikt. Hij citeert bijvoorbeeld uit rapporten van de Gezondheidsraad. Heeft hij dat netjes gedaan? Als je dat niet checkt, stel je je in een debat mogelijk kwetsbaar op, als je tegenstanders kunnen aantonen dat Ekkelenkamp citaten uit zijn verband heeft gerukt.

En misschien kun je door de oorspronkelijke bronnen na te gaan nog versterking van je argumentatie vinden. Een opiniestuk in een krant is immers altijd maar beperkt van volume, dus er is vast méér. Hoe meer bewijsmateriaal je hebt, des te sterker sta je. Eén bewijsstuk is meestal zelfs niet genoeg, want veel te kwetsbaar. Bewijs is ook meestal niet een kwestie van 100 % dichttimmeren, maar van iets aannemelijk maken, zo aannemelijk mogelijk. Meer bewijs betekent meer aannemelijk.

Ook als je ervoor zou willen pleiten dat het juist verstandig was van Klink om zoveel vaccins aan te schaffen, dus tégen Ekkelenkamp, kun je diens artikel als uitgangspunt gebruiken in je speurtocht naar tegenbewijs. Je moet dan vooral letten op onderdelen van de argumentatie die hij niet of gemakzuchtig staaft. Ekkelenkamp schrijft bijvoorbeeld wel heel makkelijk dat ‘alle’ virologen het al in een vroeg stadium erover eens waren dat H1N1 een mild virus was, milder zelfs dan een gewone griep. Is dat wel echt zo? Spoor andere virologen op, in het echt (bellen!) of in de vorm van hun publicaties, en kijk of je er een kunt vinden die er anders over denkt, of die kan vertellen hoe de inzichten in de loop van de tijd zijn veranderd. Zo kun je aantonen dat Ekkelenkamp de loop van de wetenschappelijke inzichten naar zijn hand zet.

Met eenzelfde gemak schetst Ekkelenkamp een simplistisch beeld van de besluitvorming op het ministerie. Zó simplistisch dat het ongeloofwaardig is. Dat moet na te gaan zijn: is het echt zo gegaan? Iemand op het ministerie moet toch kunnen uitleggen dat het niet zo is geweest dat Osterhaus iets riep en dat Klink toen maar al die vaccins bestelde. Zoek dus een bron waarmee je kunt bewijzen dat Klinks besluitvorming wel degelijk zorgvuldig was.

Ook geeft hij voorbeeld van wel heel vergaande adviezen. De Britse bond van verloskundigen adviseerde bijvoorbeeld om nu maar niet zwanger te worden. Dan zou je dus eens kunnen bellen met die bond om te vragen waarop zij dat advies baseren. Op die manier kun je op het spoor komen van argumenten tegen Ekkelenkamps betoog, en die argumenten staven. Osterhaus zelf kan daar wellicht ook licht op doen schijnen – het is een goed idee om hem te bellen of op zijn minst publicaties van hem op te sporen. Als je zulke bewijzen niet vindt, kun je alleen maar betogen ‘zo stom kan Osterhaus/zo’n bond toch echt niet zijn’. Dan geef je dus wel een argument, maar erg overtuigend is dat niet.

Wat je je ten slotte altijd moet afvragen als je bronnen gebruikt in je debat, is welke belangen die bron zou kunnen hebben. Inmiddels zijn er rond Osterhaus twijfels gerezen over zijn onafhankelijkheid: hij heeft mogelijk financieel belang bij de aanschaf van middelen tegen de griep. Zoiets maakt een bron in één klap onbetrouwbaar. Makkelijk scoren voor het pro-Ekkelenkampkamp in het debat.

Maar misschien heeft ook Ekkelenkamp belangen. Hij doet nogal neerbuigend over de gretigheid waarmee Osterhaus elk ogenblik met z’n snufferd op tv kwam. Had hij dat misschien zelf graag gewild, voelt hij zich genegeerd? We weten het niet, maar om echt sterk te staan in een debat is het op zijn minst goed om na te gaan of er zoiets kan spelen. Want stel dat je je pleidooi vooral op Ekkelenkamp baseert, en iemand van de tegenpartij kan aantonen dat die en Osterhaus al jaren aan het ruzieën zijn met elkaar, en dat Ekkelenkamp er dus alles aan zal doen om Osterhaus een hak te zetten, dan doet dat op z’n minst twijfels rijzen over de betrouwbaarheid van de bron Ekkelenkamp.

Daar komt het eigenlijk allemaal op neer: vertrouw nooit iemand zomaar op z’n blauwe ogen. En eigenlijk lijkt dat op een belangrijk principe uit de journalistiek: dat van hoor en wederhoor en het checken van je bronnen. Kritisch zijn is de belangrijkste eigenschap die je nodig hebt om dat werk goed te doen.

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Standaardgeschilpunten

Louise Cornelis Geplaatst op 24 september 2009 door LHcornelis24 september 2009 1

In het debat-college gisteren verder nagedacht over hoe de andere politici zich in het debat zouden kunnen verweren tegen Wilders – want dat vinden ze moeilijk. Er zijn naar aanleiding van de Algemene Beschouwingen wat artikelen geweest in kranten over Wilders’ debatstijl (bijvoorbeeld in NRC Next en het Nederlands Dagblad). Veel wijzer werden we daar echter niet van: het is veel analyse van wat er moeilijk is, en weinig concrete adviezen hoe het wél zou kunnen.

Er zijn wel degelijk mogelijkheden. Veel daarvan hebben als risico dat Wilders in een slachtofferrol gedrukt wordt: ‘de ‘oude politiek’ laat me niet eens uitpraten’. Zo’n reactie kun je verwachten als je hem negeert (door niet op hem in te gaan of alleen je eigen verhaal te vertellen), als je hem tot de orde roept (de kamervoorzitter zou daar een rol in kunnen spelen), reageert op zijn soms wat extreme vormen (spreektaal, metaforen, retorische trucjes), enzovoort.

Wat ons wél een goede oplossing leek, is hem vragen zijn voorstellen concreet te maken. Dat gebeurt weinig, omdat hij zo vaak met ideeën komt waar de andere politici niet eens over wíllen praten. Maar die koudwatervrees zouden ze moeten overwinnen. Roept hij weer eens wat, pak hem dan aan volgens de spelregels van een goed debat: ‘Mooi idee, meneer Wilders, maar welk dwingend probleem lost dit op? En is dat probleem wel inherent aan de huidige gang van zaken, dus moeten we het wel op willen lossen? En is uw voorstel wel uitvoerbaar? Brengt het geen grote risico’s met zich mee?’

Deze vragen stel ik niet toevallig. Ze zijn afgeleid van de aloude stock issues, in het Nederlands standaardgeschilpunten, die in elk beleidsdebat aan de orde kunnen komen. Deze vragen zijn altijd relevant als er een beleidsvoorstel gedaan wordt, en degene die het beleidsvoorstel indient, moet bereid zijn ze te beantwoorden. Net gister behandelden we in het college de theorie erover.

Wilders zelf had een mooi voorbeeld aangedragen van hoe de stock issues werken. Met zijn ‘kopvoddentax’ overspeelde hij zijn hand. Hoofddoekjes zijn geen probleem; zelfs Wilders’ eigen achterban herkent ze niet als ‘straatvervuiling’. Ze staan hooguit symbool voor andere problemen (emancipatie van moslima’s, kosten van allochtonen) – maar aan die problemen zijn hoofddoekjes niet inherent (als er geen hoofddoekjes meer gedragen worden, bestaan die problemen nog steeds). De invoering van zo’n belasting zou op grote uitvoerbaarheidsproblemen stuiten, de kosten zouden wellicht door de bureaucratie ervan hoger zijn dan de opbrengst, en de uitvoering zou een aantal zeer onfrisse nadelen met zich meebrengen, zoals discriminatie op basis van geloof of afkomst (hoe zit het met keppeltjes?) en een politiestaatachtige controle op straat.

Het kostte de Tweede Kamer vorige week niet eens veel moeite om deze zeepbel door te prikken. En zo moet het: winnen op inhoud en argumentatie. Risico van de aanpak is dat Wilders een keer met een écht goed voorstel komt, en het debat op de stock issues wint. Dat zou voor zijn tegenstanders zeer pijnlijk zijn. Maar een echt probleem is het niet. Goede plannen zijn zeer welkom.

Geplaatst in Gesprek & debat | 1 reactie

In de verdediging gedrukt

Louise Cornelis Geplaatst op 16 september 2009 door LHcornelis16 september 2009  

Vandaag bespraken we op het debatcollege enkele belangrijke debatten en debaters uit de recente Nederlandse politiek. Pim Fortuyn en Geert Wilders stonden daarin centraal. De overeenkomst tussen hen is dat zij de andere politici in de verdedeging drukken doordat zij zich niet houden aan de regels en conventies van het debat. De anderen weten zich daarmee geen raad. Ik moest dus ook lachen toen ik thuiskwam en deze Fokke en Sukke in de krant van vandaag zag staan.

Pim Fortuyn leek zichzelf en zijn gespreksgenoten niet helemaal serieus te nemen. Hij zegt vaak dingen die letterlijk helemaal niet zo vervelend of aanvallend zijn, maar hij doet dat op een toon die wel degelijk lullig is. Hoe ga je daar nu op in als inhoudelijke politicus die zichzelf wél serieus neemt? Om die inhoud gaat het immers niet. Op inhoud is dus niet van hem te winnen, en met de flamboyante en ironische vorm konden de andere politici niet omgaan. Dat hebben ze in de korte tijd met Fortuyn ook niet geleerd, en pogingen ertoe zijn later afgestraft omdat ze wel werden gezien als aanleiding tot de moord (de ‘demonisering’ door links van Fortuyn).

Geert Wilders bedenkt zijn eigen debatspelregels. We zagen een fragment van hem waarin hij in de algemene beschouwingen gewoon helemaal zijn eigen verhaal vertelt. Met algemeen beschouwen heeft het niets te maken. Eigenlijk wil niemand anders serieus praten over islamisering als probleem. Maar ze worden ertoe gedwongen omdat Wilders erover begint. Je kunt dan twee dingen doen: je verweren of er niet op ingaan. In beide gevallen is er een grote kans dat Wilders wint. Want hij bepaalt, hij krijgt de ‘zendtijd’ zo toch wel.

In de theorie van vandaag ging daarin heel kort over de ethiek van het debat. Het moddergooien tussen Fortuyn enerzijds en Melkert of Van Dam anderzijds was beslist zeer on-ethisch. Zo moet het dus niet. Hoe debatteren met zulke lastige debaters wél moet, is nog onduidelijk – vandaar ook die angst van Fokke en Sukke. Wordt vervolgd.

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Debatteren we te veel?

Louise Cornelis Geplaatst op 10 september 2009 door LHcornelis10 september 2009 1

Gisteren ben ik begonnen met wat deze herfst mijn meest omvangrijke opdracht is: ik geef in Leiden derdejaars studenten Nederlands en bijvakkers het vak ‘theorie en praktijk van het debat‘. Vanwege dat praktische gedeelte heb ik de studenten gevraagd te reflecteren op wat ze leren. Ik zal dat zelf ook doen, want, zo heb ik ook de studenten verteld, ik ben zelf geen doorgewinterde debat-crack die al jarenlang debatwedstrijden platloopt. Ik ben wel goed in het logische denken en argumenteren, de ene helft van de debatvaardigheden (de andere helft is presenteren), en ik kijk natuurlijk al jarenlang door een taalbeheersingsbril naar de debatten die ik zie, bijvoorbeeld op tv. Op dit weblog zal ik verslag doen van mijn debat-inzichten.

Gister ging het ter inleiding en kennismaking kort over een heel aantal zaken die we de komende maanden gaan uitwerken. Eén ervan was de vraag of Nederland wel een debatcultuur heeft. Je hoort vaak van niet: we zijn meer op consensus gericht en gaan de scherpte daarom uit de, en in het onderwijs staat de aandacht voor debatteren op een zeer laag pitje, zeker als je dat vergelijkt met de VS.

Maar, zo zou je kunnen zeggen: er wordt toch wel degelijk veel gedebatteerd. Door de opkomst van politici als Fortuyn en Wilders is er meer scherpte gekomen in het politieke debat. Zo veel zelfs dat er wel woorden vallen als ‘polarisatie’ en ‘demoniseren’.

En er is nog iets. Er wordt in Nederland misschien wel te veel gedebatteerd. Veel, maar vrijblijvend. Debatten leiden niet tot actie. Eén van de studenten vertelde gister dat er bij haar in de studentenvereniging veel wordt gedebatteerd over bijvoorbeeld het al dan niet afschaffen van de ontgroening. Iedereen praat erover mee… en uiteindelijk verandert er niets. Dat deed me denken aan twee artikelen uit de zaterdag-NRC van afgelopen weekend: in Opinie & Debat werd betoogd dat de Nederlandse regering meer discussieert dan echt regeert en elders in diezelfde zaterdagkrant stond een verslag van debatten over het ontslag van Tariq Ramadan – na dat ontslag. Dan staat de uitkomst toch al vast. Zo’n debat had vooraf gemoeten.

Praten we te veel en hakken we te weinig op basis van dat praten knopen door? Ik ben benieuwd. De komende tijd ga ik erop letten!

Geplaatst in Gesprek & debat | 1 reactie

Bericht navigatie

Nieuwere berichten →

Recente berichten

  • De winnaar van Gent-Wevelgem klikt in
  • ‘Vermijd contact’ – waarschuwing of gebruiksaanwijzing?
  • Hoe schrijf je een goede songtitel?
  • Uit de Microsoft-cloud
  • Druk met schrijven met AI

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (316)
  • Opvallend (544)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (153)
  • schrijftips (889)
  • Uncategorized (45)
  • Veranderen (38)
  • verschenen (202)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • juli 2025
  • juni 2025
  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑