Vervolg op gister. Het tweede boek dat best een zware dobber was om te lezen was Wat nu!? van Thijs Homan en Rob Wetzels. Het gaat over de vraag die mij al langer bezighoudt (zie hier): hoe komen de grootschalige gedragsveranderingen tot stand die nodig zijn voor de toekomst van de planeet en onze maatschappij? Bij Homan volgde ik mijn opleiding over organisatieverandering en ik vind dat hij een originele en interessante kijk op veranderen heeft – die opleiding veranderde mijn kijk op mijn werk en de wereld. Die originaliteit blijkt in dit boek ook weer. Kern is – opnieuw – dat verandering niet maakbaar is van bovenaf, maar ontstaat in de gesprekken van ons allemaal.
Maar daarachter komen was ook weer hard werken, andersom dan in Prophet Song: de vorm hinderde mijn lezen.
Het begon ermee dat het boek flink wat slordigheden bevat op het gebied van spelling en interpunctie – iets wat ik wel van Homan kent, dat hij dat soort dingen niet belangrijk vind (de opleiding vond ik ook slordig). Ik ben bereid best wel wat door de vingers te zien, maar stijl schrijven waar het steil moet zijn, vind ik wonderlijk – heeft er geen redacteur naar gekeken?
Gaandeweg werd dat beter of wende het, maar toen ging iets anders steeds zwaarder wegen: in Wat nu!? Vind ik de informatiedichtheid veel te laag. Deels heeft dat ermee te maken dat ik Homans gedachtegoed ken, maar belangrijker is dat het boek wel erg meanderend geschreven is. Sowieso bouwt het op naar de conclusie, wat van wetenschappers te verwachten is (maar wel jammer), maar daarbij is de hoeveelheid tekst besteed aan terug- en vooruitblikken overweldigend. En die voegen allemaal niets nieuws toe.
Het gaat om paragrafen die ‘conclusie’ heten aan het eind van een hoofdstuk, maar die meer een samenvatting (resumé) zijn, getypeerd door de vele zinnetjes als ‘wat we in dit hoofdstuk hebben gezien is…’ en die eindigen met een vooruitblikkend stukje: ‘Dit alles geconstateerd hebbende, geven we in het volgende hoofdstuk een nadere beschrijving…’ (einde hoofdstuk 1). En dan begint dat volgende hoofdstuk (2) met ‘In het vorige hoofdstuk hebben we geschetst dat…’ en dat loopt dan een flink eind door. Dan komt ‘In dit hoofdstuk concretiseren we de analyse (…) en gaan we in op (…). We beginnen met…’ pas daarna komt het echt ter zake.
Ik werd er narrig van. Zó veel herhaling. Ik voelde me betutteld ook: alsof ik zelf niets kan onthouden en geen enkele relatie kan leggen.
Bij de hele tijd moeten vooruit- en terugblikken kunnen volgens mij twee dingen aan de hand zijn, of hun combinatie:
- Er is een probleem met de structuur. Zonder al die ‘lijm’ tussen de onderdelen van de tekst rammelt die uit elkaar. Mogelijk komt dat doordat de enige logica erin is: die van de associaties van de schrijvers. Want dat opbouwen naar de conclusie, dat is weliswaar gebruikelijk in de wetenschap, maar dan volgt de tekst de methodologische chronologie. Dat is hier niet het geval: het is geen verslag van onderzoek, het is eerder essayistisch geschreven. Een gedachtegang dus. Dat die voor lezers niet helder genoeg is, voelen de schrijvers wel aan, maar het probleem lossen ze op door met veel lapmiddelen de tekst samenhangend maken. Als lezer moet je zo’n structuur als die wel stap-voor-stap volgen, je kunt niet zelfstandig vooruit denken.
- Het komt voort uit een behoefte van de schrijvers om steeds de draadjes af te hechten (vergelijkbaar met ‘en toen kwam de olifant met z’n lange snuit en die blies dit verhaaltje uit’), plannen te maken voor het vervolg, en dan in dat vervolg een aanloopje nemen (‘startmotor’) om weer op gang te komen. Voor de lezer is dat onnodig. Die ziet bijvoorbeeld al aan het naderen van het einde van het hoofdstuk dat het er bijna op zit. Behoefte aan een startmotor heeft een lezer alleen na de onderbrekingen van het leesproces, maar die vallen niet per se samen met de tekst-eenheden. Lezers redden zichzelf dan: ‘waar ging het ook alweer over, even terugbladeren’. Een redacteur moet daarom bij dit soort neigingen genadeloos zijn.
Met een betere structuur (in elk geval logischer, liefst hiërarchischer en zo mogelijk piramidaal) en/of een stevige redactieslag had het boek minstens 20 % korter gekund. En dan was de waardevolle inhoud dus scherper uit de verf gekomen. Want inhoudelijk interessant, dat was het zeker. Daarom bedwong ik mijn ongeduld en las ik verder.