Fraai en openhartig stukje van Tomasz Tunguz, een (zo te lezen) ervaren manager die recentelijk het ene bedrijf voor het andere verwisselde – en ondervond dat hij in die nieuwe omgeving niet goed wist te communiceren (iets wat managers niet zo gauw over zichzelf zeggen). Uiteindelijk bood het piramideprincipe uitkomst, en daar zingt hij dan ook de lof van. Horen julie dat eens van een ander!
admin
In de in den het de
Kleine taalobservatie dit keer. Gister hadden we met ons netwerk Vrouwelijke Ondernemers Overschie het jaarlijkse etentje in een plaatselijk café dat ‘In den Berkebrom‘ heet. Dat etentje was dus, strikt genomen, in de In den Berkebrom, wat een gekke verdubbeling is: in de in den. De oude naamvalsuitgang den heeft het café niet voor niets: het is Rotterdams oudste café; Napoleon zou er nog geweest zijn – maar dat terzijde.
De verdubbeling deed me denken aan het zwembad in Amsterdam waar ik laatst voor het eerst in jaren weer eens was, en dat De Mirandabad heet. Dan ga je dus zwemmen in het De Mirandabad, ook zo’n gekke verdubbeling: het de. Dat zegt dan ook niemand, hè, die oud-wethouder waar het bad naar is vernoemd is z’n De dan gewoon kwijt. Twee lidwoorden, nee, dat kan echt niet!
Wil je efficiënt of vriendelijk zijn?
Daar gaan we dan – dit is deel één van een vervolgverhaal in ongeveer tien delen. De afgelopen maanden deden mijn Groningse studenten onderzoek naar de effectiviteit van het piramideprincipe, in de derde lichting van het piramideprincipecollege. Het waren tien groepjes, en ik zal van elk groepje de hoofdlijn van de resultaten hier weergeven. Hier en daar neem ik waarschijnlijk wat aanverwante onderwerpen samen. Ik kan al wel verklappen dat er zowel bevestiging van eerdere resultaten (of vermoedens daarvan) bij zitten als verrassingen.
Het eerste resultaat dat ik aan de orde wil stellen is vooral verdiepend. Al eerder is gebleken, zowel in de eerste twee lichtingen als in het onderzoek van anderen, dat sommige lezers een voorkeur hebben voor piramidale brieven en e-mails, en andere juist niet. Die voorkeuren ontlopen elkaar niet zo heel erg: het is zo’n beetje 50-50. Alette, Josien, Hilde en Sharissa hebben die onderzoeksdraad opgepikt met een simpel maar doeltreffend design waarin dat beeld opnieuw bevestigd werd.
Bovendien bleek uit hun onderzoek dat lezers met de ene voorkeur die anders motiveren dan die met de andere: piramidale e-mails worden gewaardeerd om hun efficiëntie; niet-piramidale om hun vriendelijkheid.
De vier studenten hebben van twee e-mails elk twee versies gemaakt: een piramidale (‘hoofdboodschap voorop’) en een meer traditionele (‘hoofdboodschap achterop’). Het betrof neutraal c.q. goed nieuws. Ze hebben steeds de twee versies van één brief aan in totaal 102 mogelijke lezers van die mails voorgelegd. De fictieve afzenders waren een bank en een vervoerbedrijf, dus de lezers daarvan betreffen een grote en diverse groep volwassenen.
Ze hebben hen gevraagd ‘welke brief heeft je voorkeur, en waarom?’ Het eerste gedeelte van die vraag is kwantitatief te verwerken; het tweede kwalitatief.
Van de 102 lezers hadden er 59 ene voorkeur voor piramidaal en 43 voor niet-piramidaal. Dat is geen groot verschil en inderdaad niet statistisch significant – het kan op toeval berusten en je kunt dus niet concluderen dat het piramideprincipe ‘beter’ is. Dat bevestigt eerdere resultaten.
Uit de kwalitatieve resultaten bleek echter een verschil in de reden voor de keuze. De respondenten die kozen voor een piramidale tekst, deden dat om dat het efficient is. Ik citeer de woorden van enkele respondenten uit het onderzoeksrapport:
- Ik weet gelijk wat ik te weten wil komen
- Omdat de tweede brief een duidelijkere structuur heeft, zie je in vrijwel één oogopslag wat er van je verwacht wordt zonder al te veel geblaat eromheen.
- Het tweede bericht is veel meer to the point en geeft mij niet het gevoel dat er om de hete brei heen gedraaid wordt.
- Indeling helder. To the point.
De respondenten met een voorkeur voor de andere versie vonden die vriendelijker en beleefder:
- Komt persoonlijker over.
- Het eerste bericht lijkt op een standaard gegeneerd bericht, wat direct gekopieerd is uit de FAQ van de website van de bank. Het tweede bericht is persoonlijker en vriendelijker.
- De toon voelt een stuk prettiger. Ik heb bij de tweede brief het idee dat een medewerker dit persoonlijk heeft zitten typen, terwijl brief een gekopieerd en bij elkaar geplakt standaard antwoord lijkt.
- Ik heb het gevoel dat je bij het eerste mailtje persoonlijker wordt aangesproken, het tweede mailtje lijkt een automatisch gegenereerd antwoord.
Opvallend is dat de piramidale versie op hen dus ‘machinaal’ overkomt! Ik hier wel geneigd te benadrukken dat het ging om e-mail – ik kan me niet voorstellen dat een piramidaal adviesrapport automatisch gegenereerd lijkt! Toch vind ik het wel ook frappant, want qua stijl lopen de versies niet uiteen, niet anders dan wat strikt noodzakelijk is om een tekst piramidaal te maken.
Wat is de consequentie voor de praktijk? Om beide groepen lezers te behagen, zou je ertussenin moeten gaan zitten, iets wat één respondent noemt:
Het eerste bericht is duidelijker qua stappen die je moet ondernemen. Het tweede bericht komt echter een stuk vriendelijker over. Je zou eigenlijk tussen beide in moeten gaan zitten.
Dat is echter nog niet zo makkelijk! Je kunt ook zelf proberen een inschatting te maken: zit mijn lezer meer te wachten op efficiëntie of op vriendelijkheid? In vervolgonderzoek zou het interessant zijn om na te gaan of de twee groepen zich ook nog op andere kenmerken onderscheiden, zodat er lezersprofielen zijn op te stellen die die afweging makkelijker maken.
Vooralsnog volstaat dat je ook zelf kunt bepalen wat je wilt als schrijver: wil je vooral vriendelijk gevonden worden, of efficiënt? Ik kan me voorstellen dat dat per situatie verschilt.
Piramidaal met wetenschappelijk verzoenen
Gister eindigde ik mijn blogpost over het spanningsveld tussen schrijven op de universiteit en in de praktijk met de overweging dat de universitaire schoenmaker zich het beste bij zijn leest kan houden: studenten academisch schrijven aanleren, en niet ook halfwas zakelijk schrijven. Maar zelf laat ik mijn studenten van het piramideprincipecollege wel wetenschap en dat daarmee strijdige principe vermengen. Hoe kan ik dat rijmen?
In de eerste plaats gaat het niet om ‘zomaar’ studenten, maar om vakspecialisten: studenten Communicatie- en Informatiewetenschap, binnen de Letteren. In hun vak speelt tekst een grote rol, zowel tijdens de studie als voor velen ook daarna. Enerzijds maakt het dat makkelijker voor hen. Ze zijn tekstgevoeliger, en studenten die bijvoorbeeld in hun bachelor iets aan journalistiek schrijven hebben gedaan, vinden het piramideprincipe helemaal niet zo wezensvreemd (hoorde ik, en las ik in reflectieverslagen).
Anderzijds is het ook belangrijker: een deel van deze studenten gaat later andere schrijvende professionals leren hoe het moet, schrijven in de praktijk. Het is goed dat ze dan zo’n methode kennen, en ook dat ze weet hebben van het wringen van wat ze op de universiteit als standaard hebben geleerd en wat er in de praktijk van schrijvers verwacht wordt. In het college hebben we het bijvoorbeeld ook gehad over de grote invloed van genreverwachtingen die al uit eerder onderzoek is gebleken (en op dit weblog ook al vaak beschreven): een adviesrapport hóórt een paragraaf ‘conclusie’ te hebben, zo niet, dan verwart dat lezers.
Maar dan nog wringt het natuurlijk. De studenten hebben de afgelopen maanden onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het piramideprincipe (onder andere ook weer naar genreverwachtingen), en ik heb hen gevraagd daarover piramidaal te rapporteren. Ik heb erbij gezegd dat dat pionieren en zoeken is: ik heb geen kant-en-klaar model van hoe je dat doet, wetenschap en piramideprincipe combineren.
Ik heb ze op één manier op weg geholpen, meer dan vorig jaar, en dat is door ze te vragen advies uit te brengen, bijvoorbeeld aan mij (voor vervolgonderzoek of over wat ik in de praktijk moet zeggen) of aan organisaties of schrijvers. Dat advies moesten ze dan onderbouwen met de resultaten van hun onderzoek.
Ik heb de meeste rapporten inmiddels gelezen, en dat het een zoektocht is, is zichtbaar. Er zitten heel goede piramides bij, maar ook voorbeelden waarvan ik denk: ‘hmm, aardig geprobeerd, maar de structuur rammelt.’ Daar reken ik overigens de studenten niet heel hard op af: als ik het zelf ook niet precies weet, kan ik moeilijk verwachten dat het hen zomaar goed lukt. Het is eerder andersom: de schrijvers van de geslaagde piramides verdienen een groot compliment.
Los daarvan verschillen de rapporten in de mate van controleerbaarheid, de kern van het spanningsveld. Ik als docent kan immers niet precies nagaan welke stappen de studenten gezet hebben. Soms lukt dat nog heel aardig, veelal dankzij een bijlage, maar soms zitten er toch echt wel gaten in en ontbreekt er dus verantwoording. Dat moet ik als docent accepteren. Ik heb de studenten begeleid en weet dus vaak wel ongeveer wat ze gedaan hebben, dat maakt het beter te doen, maar voor bijvoorbeeld een wetenschappelijke publicatie zouden de gaten onacceptabel zijn.
Voor wetenschappelijke publicatie dreigt nog een probleem, zo realiseerde ik me deze week tijdens het lezen. De meeste hoofdboodschappen zijn namelijk hetzelfde, en wel: ‘doe nader onderzoek’. Dat is voor deze oefening helemaal prima: fraai actiegericht, op mij als geadviseerde gericht en goed te onderbouwen. Maar het zou onbevredigend zijn als in de wetenschap elk artikel, elke paper, elke scriptie, elk proefschrift ‘doe nader onderzoek’ als hoofdboodschap zou hebben – hoe waar het ook eigenlijk is, want elk onderzoek roept altijd nieuwe vragen op en kent beperkingen. Maar om dat nou tot kern van je verhaal te maken… een mooi voorbeeld van hoe anders wetenschap en adviseren zijn!
Ten slotte, als ik zo vrij mag zijn: aangezien ik met één groot been in de praktijk en het andere in de wetenschap sta, ben ik als docent denk ik als weinig anderen in staat om studenten te helpen het spanningsveld aan te gaan. Ik begrijp uit de reflectieverslagen dat de studenten de (relatieve) praktijkgerichtheid van mij en van het vak waarderen. Ik hoop zelf door de onderzoekscomponent in mijn college ook het wetenschappelijke aandeel te borgen. En daarvoor geldt dan weer dat studenten het leuk vinden dat ze met echt onbekende dingen bezig zijn. Ik kan in veel gevallen echt niet voorspellen wat er uit het onderzoek gaat komen, en ben dan oprecht erg benieuwd.
Dus: een experiment met wringende contexten, zou je kunnen zeggen, met wisselend resultaat maar als experiment de moeite waard. En daarmee is deze blogpost een mooi bruggetje naar die van de komende tijd. Ik ga dan namelijk hier verslag doen van de resultaten van het onderzoek van de studenten. Er zijn weer leuke en verrassende dingen uitgekomen, dus: wordt vervolgd!
De eindredacteur verraadt zichzelf
Een goede (eind-)redacteur of corrector is onzichtbaar in de tekst: hij of zij verbetert hem zonder daarin iets van zichzelf te leggen. Maar ik ben nu een boek aan het lezen waarvan ik heel zeker weet dat er iemand aan heeft gewerkt, gecorrigeerd, geredigeerd, die niets heeft met wielrennen. Ik leg het uit.
Het gaat om het boek Pijn. Een biografie. Misschien lijkt dat niet zo’n aantrekkelijk onderwerp, maar ik lees het ademloos. Ik vind het een heel fascinerend onderwerp (raakvlak tussen lichaam en geest) en ook zeer aantrekkelijk geschreven, met een fraaie afwisseling tussen wat meer theoretische, bespiegelende hoofdstukken en ervaringsverhalen van mensen die iets hebben met pijn.
Dat ‘iets’ loopt nogal uiteen, het zijn zeker niet alleen maar pijnpatiënten. Vandaar dat één van de ervaringsverhalen afkomstig is van Peter Winnen, voormalig profwielrenner (en inmiddels overigens ook columnist en in die zin een inspiratiefiguur voor mij). In het hoofdstuk ‘Afzien als een varken’ vertelt Winnen op p. 182 dat er tegenwoordig niet veel criteria meer zijn, terwijl ze vroeger na de Tour ‘dertig, vijfendertig criteria’ reden.
Criteria? Ja, dat is een meervoud van criterium. Maar in deze betekenis is het meervoud toch echt criteriums. Geen enkele wielerliefhebber zal het hebben over de criteria na de Tour. Zoiets wéét je gewoon. En dan hoef je het dus ook niet op te zoeken.
Opzoeken biedt bovendien niet veel soelaas. Ik vind (zonder heel grondig te spitten) alleen een discussie op Fok!. Het Groene Boekje helpt niet echt, en woordenboeken ook niet – je kunt het dan hooguit zelf uit een voorbeeld halen.
Peter Winnen zal echt niet criteria gezegd of geschreven hebben, hooguit als grap. Maar een in dit geval ietsje overijverige redacteur heeft criteriums vast op dezelfde manier beoordeeld museums. Suffe wielrenners, krijgen niet eens de Latijnse meervoudsuitgangen goed…
Verschenen op de achtergrond
Een zeldzame in de categorie ‘verschenen’: een artikel dat ik niet zelf heb geschreven, maar waar ik wel aan heb geredigeerd en tekstadvies over heb gegeven. Dat heb ik in het verleden vaker gedaan, maar, zo realiseerde ik me, sinds de start van dit weblog niet meer. En dat is eigenlijk jammer, want het is leuk werk en het leidt dus tot iets concreets. Het gaat om een artikel van Victor Macrae van Macrae Finance in de Fenedexpress die zaterdag verschijnt. Dat blad is gericht op de export. Het artikel heet ‘Valutamanagement. Uw optimale strategie in vier stappen’.
Nogmaals het linker- en rechterrijtje
Gisteren schreef ik over het verschil tussen academisch en zakelijk schrijven vanuit het perspectief van het onderwijs. In de zakelijke praktijk gebeurt hetzelfde. Daarover gaat het vandaag, en aan het eind kom ik terug op de consequenties voor het wetenschappelijk schrijfonderwijs.
Schrijvende professionals hebben in hun opleiding leren schrijven volgens het linkerrijtje uit de post van gister: tot in detail, methodologisch, zich verantwoorden, volledig, enzovoort. Dat academische schrijven zit er stevig ingeramd: in je vak ‘hoor’ je zo te schrijven. Als blijkt dat de praktijk andere eisen stelt, betekent dat op zijn minst dat de schrijver het ‘anders’ moet gaan doen en oude gewoontes af moet leren. Dat is al niet zo makkelijk: het is onwennig en maakt onzeker.
Maar ook speelt bij het anders leren schrijven diezelfde neiging tot karikaturisering een rol. Ik maak met de regelmaat van een klok mee dat deelnemers aan trainingen mij horen zeggen dat ze zich niet methodologisch hoeven te verantwoorden, en dat vertalen als ‘oppervlakkig’. Dat lezers het graag bondig en to-the-point willen, vertalen ze in ‘het moet kort door de bocht’, enzovoort.
Dat geldt zeker als ik aan het rijtje tegenstellingen van gister nog een paar relevante toevoeg:
Universiteit – Praktijk
Lang en uitvoerig – Kort en bondig
Tot in detail – Op hoofdlijnen
Grondig onderbouwd – Kort door de bocht
Methodologische verantwoorden – Niet nodig (pragmatisch)
Lezer controleert kritisch – Lezer neemt op vertrouwen aan
Tekst (in Word) – Powerpoint, sliduments
Methodologische structuur – Piramideprincipe
Neutraal en objectief – Betrokken en persoonlijk
Tekst zet vakinhoud uiteen – Tekst beantwoordt lezersvraag
Conclusie – ‘So what’** ‘So what’ = interpretatie van de conclusie in het licht van de belangen van de lezer, in Minto’s piramideprincipe ook wel synthese genoemd.
Als ik bijvoorbeeld zeg dat adviseren een relationele bezigheid is, waarin je de belangen van de cliënt dient, en dus de gegevens in dat licht interpreteert, horen schrijvende professionals vanuit die gewoonte tot neutraliteit en objectiviteit (voor zover die bestaat, maar dat is een andere discussie) dat wel als: ‘subjectief en tendentieus’. Als ik het heb gehad over ‘krantenkoppen’ (boodschaptitels) hoor ik dan zelfs wel eens dat ik gezegd zou hebben dat het moet zoals in de Telegraaf!
Ook in de praktijk speelt dus dat het vanuit het linkerrijtje moeilijk is om het rechterrijtje te begrijpen en uit te voeren, zonder alles op één hoop te gooien. En om het nog moeilijker te maken: alles uit het rechterrijtje samennemen geeft die karikatuur van oppervlakkigheid, dus dat zou ik nooit aanraden, maar sommige elementen kunnen toch ook weer niet zonder elkaar.
Beste voorbeeld daarvan is dat het piramideprincipe niet kan zonder die laatste, vetgedrukte drie, en ook niet zonder vertrouwen tussen schrijver en lezer. Binnen links, dus bijvoorbeeld in het universitaire onderwijs, alléén het piramideprincipe introduceren is een heilloze weg: je kunt niet wetenschappelijk piramidaal schrijven, dat wringt. Maar het piramideprincipe kan weer wel prima zonder Powerpoint, zonder een heel korte en bondige stijl, met een grondige onderbouwing, en zelfs met een methodologische verantwoording (in de bijlage).
Ik zou vanuit de praktijk graag zien dat professionals niet alleen maar links leerden schrijven. Daar zou de tekstkwaliteit in organisaties van op kunnen knappen. Maar het lijkt me bijna onbegonnen werk. Voor welke praktijk leid je ze dan op? Die is immers, zoals ik gister betoogde, divers.
Eigenlijk zou je een soort context- en genregevoeligheid willen aankweken, die tot een flexibele schrijfhouding leidt waarin de schrijver bewuste afwegingen maakt. Maar die lat ligt wel héél hoog, zeker voor mensen voor wie schrijven niet het vak is, niet hun studie. En voor wie tekstbewustzijn zo weinig ontwikkeld is dat ze niet eens beseffen dat ze schrijven voor een lezer – want dat is vaak het geval. Schrijven volgens links is immers meer het op een rijtje krijgen van inhoud dan iets wat met communicatie te maken heeft.
En dat nog los van de vraag wie de studenten die flexibele houding dan zou moeten aanleren. Docenten op de universiteit zijn immers nog meer dan schrijvende professionals ‘linksschrijvend’. Dat moeten ze ook zijn, in hun context. Een wetenschappelijke opleiding moet zich misschien ook gewoon wel beperken tot het linkerrijtje. Die rechterkant, die leren ze wel in de praktijk. Ik draag daaraan graag mijn steentje bij.
De praktijk is heel divers en diffuus
Afgelopen vrijdag was ik naar de Expertmeeting van het Netwerk Academische Communicatieve Vaardigheden. Ik vond het een geslaagde dag, om twee redenen, en die belicht ik in deze post.
Erg leuk vond ik in de eerste plaats de workshop van Kees Maat van Kriton, waarin we zelf ‘hands-on’ aan de slag gingen met een programma voor e-learning, ontwikkeld om accountants-in-opleiding betere auditrapporten te leren schrijven. Ik vond het een indrukwekkend programma waarmee een heel aantal deelvaardigheden geoefend kan worden. De leerders doen dat op maat: ze doen eerst een ingangstoets, kunnen dan oefeningen doen gericht op hun zwakke plekken, en dan krijgen ze een eindtoets. Het programma zit bovendien slim in elkaar, met van die kleine leuke dingen als dat de button waarmee je nadere uitleg kunt krijgen ‘hoezo?’ heet.
Mij zou de transfer naar het eigen schrijven zeer benieuwen, dus de vraag of ze van dit soort vooral technische en analytische oefeningen inderdaad zelf in hun dagelijkse werk beter gaan schrijven. Dat is iets wat bij Kees Maat ook hoog op de agenda staat, dus wordt vervolgd. In elk geval leren ze volgens mij van zo’n programma meer dan van alleen het lezen van een boek!
Ten tweede hoorde ik in de loop van de dag een aantal mensen dingen zeggen die ik zelf ook vaak zeg (of hier opschrijf) over dat de praktijk iets wezenlijk anders van schrijvers vraagt dan de universiteit/wetenschap/opleiding, en dat het nog niet zo makkelijk is om op dat gebied iets te doen in het academisch onderwijs. Ik vond dat een feest van herkenning, al dacht ik soms ook wel: zo zit het niet precies. Ik had vooral af en toe de indruk dat te veel dingen van ‘de praktijk’ op één hoop gegooid werden – dingen die misschien inderdaad vaak samen gaan, maar zeker niet samen móeten, en die ook beslist niet hetzelfde zíjn. Ik leg het uit.
In grote lijnen zou je het onderscheid tussen schrijven op de universiteit en in de praktijk kunnen karakteriseren aan de hand van een aantal tegenstellingen:
Universiteit – Praktijk
Lang en uitvoerig – Kort en bondig
Tot in detail – Op hoofdlijnen
Grondig onderbouwd – Kort door de bocht
Methodologische verantwoorden – Niet nodig (pragmatisch)
Lezer controleert kritisch – Lezer neemt op vertrouwen aan
Tekst (in Word) – Powerpoint, sliduments
Methodologische structuur – Piramideprincipe
Enzovoort.
Mijn indruk van vrijdag was dat vanuit de positie vóór het streepje, dus vanuit wetenschap, universiteiten en opleidingen, alles áchter het streepje op één hoop gegooid werd: schrijven in de praktijk is kort door de bocht, pragmatisch, op hoofdlijnen, in Powerpoint, en gestructureerd volgens het piramideprincipe. Of anders geformuleerd: áls het in Powerpoint is, dán is het ook kort door de bocht en piramidaal.
Anders gezegd: de academici die zich bewust zijn van het verschil tussen hun eigen omgeving en de buitenwereld (en dat bleken er gelukkig een heleboel), tvergroten dat verschil uit. Het dreigt zelfs een karikatuur van oppervlakkigheid te worden. Schrijven in de praktijk is echter veel diverser dan dat. De kenmerken achter het streepje komen samen voor, dat zeker, maar er is geen enkele reden waarom een Powerpointdocument niet heel grondig onderbouwd zou zijn, om maar iets te noemen. De afweging ‘moet ik mijn methode verantwoorden of niet’ is een heel wezenlijke.
De praktijk is niet noodzakelijkerwijs oppervlakkig. De wereld na het streepje is veel verscheidener en diffuser dan die vóór het streepje. Het is veel makkelijker hem te karakteriseren in termen van wat hij níet is, zoals bijvoorbeeld dat je niet schrijft voor een docent en een cijfer, dan van wat hij wél is. Het maakt nogal wat uit of je even snel iets op een rijtje zet voor een naaste collega of een eindrapport maakt van een maandenlang (= peperduur) project, voor het topmanagement. Schrijver en lezer kunnen in heel verschillende verhoudingen tot elkaar staan, en de kunst van goed zakelijk schrijven is volgens mij dat je die verhouding goed inschat, en je schrijven erop aanpast. Dat kan kort-en-bondig betekenen, maar ook wijdlopig en verantwoordend. In elk geval: je schrijft voor een ‘echte’ lezer, niet alleen om inhoudelijk de zaken op een rijtje te krijgen.
Als de rechterkenmerken allemaal altijd samen zou gaan, zou dan ook nog eens ethisch weerzinwekkend zijn. Stel je voor dat er in het bedrijfsleven beslissingen genomen zouden worden op alleen maar snelle, opppervlakkige stukken van drie of vier slides, dat zou écht niet goed zijn. En het is ook gewoon niet zo.
De hamvraag voor universiteiten is volgens mij: wil je studenten ook opleiden voor de praktijk, en zo ja, welk van de elementen uit het rechterrijtje wil je dan onderwijzen? Mij lijkt het in elk geval onbegonnen werk om studenten tegelijk beide rijtjes aan te leren – dat is alleen maar ontzettend moeilijk, en daar dreigt bovendien die karikatuur. En als je studenten veel of alles uit het rechterrijtje tegelijk laat doen, dan voldoet het niet meer aan de academische normen – kun je dat verdragen?
Die laatste vraag is voor mijzelf komende week actueel, want ik heb mijn Groningse studenten gevraagd om hun eindverslag van het piramideprincipecollege piramidaal en bondig op te schrijven – maar zonder dat het daarmee kort door de bocht onderbouwd of anderszins oppervlakkig wordt. Ik ben benieuwd in hoeverre dat gelukt is, en ik ga daarvan natuurlijk hier verslag doen!
Zie ook deel 2 hiervan, morgen, met nadere consequenties voor praktijk en opleiding.
Voortgang roman
Zo af en toe bericht ik hier over de voortgang van de roman die ik aan het schrijven ben, sinds de zomer van 2010. De laatste keer zei ik dat ik in de winter aan de slag zou gaan met het verfijnen van enkele details, op basis van het commentaar van de proeflezers. Sommige dingen waren wat te summier en daar kon ik nog wat uitbreiden.
Welnu, dat ben ik nu inderdaad aan het doen. Het had nog even wat voeten in de aarde, en dat was wel weer leerzaam. Ik kon me er eerst helemaal niet toe zetten namelijk, en ik ontdekte dat dat ermee te maken had dat ik herschrijven standaard achter de computer doe, maar het meer creatieve schrijven liefst met de hand, al dan niet als morning pages. Stukjes toevoegen en nader uitwerken aan de roman houdt het midden tussen die twee bezigheden: het is weliswaar herschrijven aan een digitale tekst, wat de computer een logische keuze maakt, maar het vergt af en toe het creëren van fikse stukken nieuwe tekst. En dat lukte niet achter de computer.
Sinds ik de pagina’s die bewerking behoeven heb uitgeprint en bewaar bij mijn morning-pagesschrift, heb ik al regelmatig ’s ochtends of tussendoor nieuwe stukken geschreven. Vandaar heb ik voor het eerst een paar daarvan al redigerend overgetypt in de digitale tekst. Die werkwijze lijkt op hoe ik eerste versies schrijf, en past kennelijk voor mij bij dit soort herschrijven.
Er was ook nog een, tsja, hoe moet ik het noemen, banalere? reden waarom het eerst niet opschoot. De concepttitel van de roman was ‘Pijn is tijdelijk’, ook de eerste woorden van het boek, ontleend aan een bekende uitspraak van Lance Armstrong:
Pain is temporary. Quitting lasts forever.
Maarja, sinds oktober wordt alles wat Lance Armstrong ooit heeft gezegd en gedaan anders bekeken. Een boek een titel meegeven die verwijst naar Armstrong is nou zo’n beetje een soort doping-statement ofzoiets, en dat was nou juist níet de bedoeling. Dus ik moest op zoek naar een andere titel, een ander begin, en ik moest (moet nog steeds) sowieso wat dingen aanpassen aan de actualiteit van het wielrennen. Die is immers in oktober drastisch veranderd.
En misschien gaat hij vannacht nog een keer veranderen. We zijn immers in afwachting van het interview van Armstrong met Oprah Winfrey. Misschien kan ik de komende tijd ook wel bezig blijven met actualiseren. Een keer is het genoeg. En misschien moet ik het ook niet te veel doen, zodat de roman ooit eens zal lezen als een historisch beeld: wielrennen vóór Lancegate? Ik trek me er op dit moment maar niet al te veel van aan in elk geval.
Maar het hield me wel even tegen. Ook simpelweg omdat ik niet vrolijk werd of word van die actualiteit. Maar gelukkig wel weer van het schrijven!