Van Donny Ronny naar Europapa
Ik schreef hier al eens eerder over mijn liefde voor cabaret, als heel talige vorm van humor en theater. Ik maak nu mee hoe verrassend en waardevol theaterbezoek kan zijn – op de lange termijn. Wat is namelijk het geval? Dankzij een bezoek aan de voorstelling ‘Bossen’ van Donny Ronny (voorheen Stefano Keizer) volg ik nu met belangstelling de ontwikkelingen rond Europapa. Oftewel: voor het eerst sinds mijn kinderjaren kan ik weer belangstelling opbrengen voor het Eurovisiesongfestival, want eigenlijk kan me dat verder altijd gestolen worden.
Dat zit zo. Voor ‘Bossen’ nodigt Donny Ronny telkens een groepje bevriende bekende Nederlanders uit. Pas kort van tevoren wordt bekend wie dat zijn. Zo zagen wij vlak voor ons vertrek naar het theater dat wij Filemon Wesselink gingen meemaken en de rest zei ons eigenlijk niet zo veel, nouja, Loes Luca van naam.
Tot onze verbazing zaten er een heleboel jonge mensen in de zaal die compleet uit hun dak gingen voor ene Joost Klein. Daar hadden wij nog nooit van gehoord, maar we vonden hem die avond wel goed en apart. Makkelijk had hij het niet, en de andere bekenden ook niet, want het was alleen maar improvisiatie-theater. Het was best een ongemakkelijke voorstelling en we wisten na afloop niet zo goed wat we nou gezien hadden. In elk geval iets interessants: een aanzet tot nadenken over wat echt is en wat gespeeld. En af en toe konden we ook lachen.
Eenmaal thuis hebben we zitten googlen wie die populaire Joost Klein nou eigenlijk was. Conclusie: qua muziekstijl niet voor ons, maar wel een interessant persoon, zeker toen we begrepen hoe veel hij betekent voor jongeren die vroeg hun ouders verliezen. En hij zou dus naar het songfestival.
Nouja, dan heb je toch een link, en we kijken Lubach, dus we konden niet om Europapa heen. Niet mijn muziekstijl, okee, maar ik moet zeggen: ik vind het een dijk van een nummer. Er zit zo veel in, van catchy meezinger tot een gevoelig einde, en dat nog met een politiek gewaagde strekking naar mijn hart ook – geweldig gedaan.
En als je dan óók nog naar Papaoutai verwijst, een van de beste popmuzieknummers ooit gemaakt, dan heb je mij helemaal om. Beide nummers realiseren het ideaal dat mijn allergrootste held Pete Townshend ooit zo verwoordde (bron onbekend, ik heb het ooit in een schriftje overgeschreven, op de middelbare school nog):
Een rockplaat is een zwart plastic ding dat je koopt en afspeelt op je pick-up en dat je iets van een sociaal bewustzijn geeft en je na doet denken over de wereld, over het leven, en je vervolgens aan het dansen zet om dat allemaal te vergeten.
En dat had ik dus allemaal niet ontdekt zonder die wat ongemakkelijke voorstelling van Donny Ronny. Met terugwerkende kracht wordt die steeds bijzonderder!
Maar wat Europapa gaat doen qua stemmen en klassering en weet-ik-veel-wat op het Songfestival, dat interesseert me nog steeds geen biet, moet ik zeggen.
Ik kwam Joost Klein op het spoor via mijn dochter, ik hoorde steeds een fragmentje met een tekst die mij inspireerde. Dat bleek dus Joost Klein te zijn. De muziek kun je iets van vinden. Maar zijn teksten en reimelarij (?) zijn heerlijk.
Leuk, Robin! Er vallen meer mensen voor Joost Klein. Afgelopen zaterdag stond er een column in de NRC van Sarah Sluimer, die was ook helemaal om ( https://www.nrc.nl/nieuws/2024/03/15/europapa-a4192935#/krant/2024/03/16/#314 ), ik citeer: “Het stelt me zo verschrikkelijk gerust, dat lied. (…) de lieve, lieve tekst, die toverfaun van een Joost en de mogelijkheid om met tranen in je ogen op en neer te springen als je ernaar luistert: het is áán.
Als ik Europapa luister ben ik zowel piepjong als stokoud, kan ik plots door allerlei ondoorzichtige lagen heen kijken, even en ben ik vergevingsgezind naar mezelf, de mensheid, de begrenzingen van mijn leven.”