Mijn Buitenkunst-Shakespearelab
De vorige posts op dit blog verschenen ‘achter mijn rug’: ik was twee keer vlak achter elkaar een week op vakantie. Twee blogposts daarover, om te beginnen met de eerste week – een weekje Shakespeare!
Vorig jaar sloeg ik, voor het eerst sinds 2007, een jaartje over, maar dit jaar wilde ik weer heel graag naar Buitenkunst – en dat werd dus de tiende keer. Ik ervaar die weken altijd als inspirerend, en schreef er dan ook op dit blog vaker over (zie over de vorige keer). En ja, ook dit keer was het leuk, leerzaam én relevant voor mijn werk.
Toen het programma uitkwam, had ik net in een theaterproductie gespeeld en daar ervaren dat tekst leren me meeviel, en de echte klassiekers op toneelgebied lonken al langer, vandaar dat ik meteen enthousiast werd van een week Shakespeare, en helemaal van de omschrijving:
Who the fuck is Shakespeare
Omdat er meer is dan de keuze tussen zijn en niet zijn richten we een laboratorium in voor literatuur- en spelonderzoek. Een onderzoek rondom leven en werk van de meest geciteerde toneelschrijver uit de geschiedenis: Shakespeare. En hoe dat in hemelsnaam te spelen? We duiken zijn biografie in en slaan ondertussen zijn teksten aan gort, besmeuren ze om vervolgens het vuil er weer vanaf te krabben en ze hemels te bewonderen. Dit betekent maniakaal studeren, diepzinnig lezen en frivool spelen. “Ontheilig de heilige voor men hem begrijpen kan.”
Een week aan de slag met die grootheid, wauw! Ik lees alles wat los en vast zit, maar nou net geen toneelteksten, en al helemaal geen oude Engelse, vandaar dat ik hem eigenlijk niet zo goed kende. Behalve dan van twee recente uitvoeringen, van Macbeth en van The Tempest (De Storm).
Beide keren was ik diep onder de indruk van Shakespeare’s inzicht in de menselijke geest, vooral in de gekte van de hoofdpersonen – gewone, dagelijkse gekte, waar we allemaal wel wat van hebben, maar wat meestal niet zo erg is, behalve dan als het een koning betreft ofzoiets. (Of de president van de VS, ja, en daar ging het tijdens de week dan ook regelmatig over).
Dus, op naar Buitenkunst, en het werd een heel fijne week. Ontspannen, maar ook veel geleerd. We deden dingen met de hele groep, waaronder het begin van Richard III lezen en de scene uit Hamlet over acteren als groepsgesprek spelen. En ik heb ook nog samen met een groepsgenoot de ‘to be or not to be’ scene uit Hamlet als dialoog gespeeld, erg leuk.
Maar het grootste deel van de tijd deden we een individueel ‘onderzoeksproject’. Het mijne begaf zich een beetje onverwacht níet in de richting van die dagelijks gekke hoofdpersonen in de toneelstukken, maar in de richting van de sonnetten.
Daar kwam ik op doordat ik vertelde over die keer dat ik van Huub van der Lubbe begreep dat diens nummer (solo en van De Dijk) ‘Mijn liefjes ogen’ zijn vertaling was van sonnet 130. Ook daarover schreef ik eerder hier. Ik noem het daar al een beetje arrogant – het was ook grappig, licht spottend. Het was op dat moment dat ik me realiseerde dat er humor zit in Shakespeare, zelfs in diens ogenschijnlijk serieuze werk (dus niet alleen in zijn komedies).
Met dat in mijn achterhoofd ben ik sonnet 130 zelf maar eens gaan lezen. Die humor had ik er zelf niet in gezien, sterker nog: door de laatste anderhalve zin, waar de strekking in staat, snap ik er eigenlijk niks van. I think my love as rare as any she belied with false compare – huh? Ik begreep later van Arno, bevriend Anglist, dat dat ongrammaticaal is en dat er over de betekenis ervan wel een soort consensus is, maar dat Shakespeare daar niet bepaald eenduidig is.
Zie je wel: moeilijk om te lezen…. Maar door Van der Lubbes ogen, en die van andere vertalingen, snap ik het wel.
Vervolgens ben ik dat andere beroemde sonnet, nummer 18, gaan lezen, het enige werk van Shakespeare dat we op de middelbare school integraal behandeld hadden – waarvan ik me niks meer herinner, behalve dat ik er niet veel van snapte. Dat is aan Shakespeare blijven kleven voor mij: moet je mooi vinden, maar ik zie het niet. Zal wel aan mij liggen – ben ik er te dom voor?
Dat vroeg ik me nu ook af. Alleen al de beginzin: ‘Shall I compare thee to a summer’s day’. Ik las dat op één van die dagen begin augustus dat de regen met bakken uit de hemel neerkwam. Het ultieme Engelse liefdesgedicht, wordt het wel genoemd – huh?
Maar zo blijkt Shakespeare het ook bedoeld te hebben: de zomer is niet altijd zo mooi, de geliefde is mooier. Dat kan ik volgen, maar daarna gaat het over diens eeuwige leven. Is die geliefde dan niet van vlees en bloed?
In de laatste drie zinnen raak ik het helemaal kwijt. Eeuwige lijnen, huh, en waarop slaat this in de slotzin? Help, zie je wel: ik vind Shakespeare echt te moeilijk!
Gelukkig zijn er vertalingen, op dat punt hebben wij het makkelijker dan de native speakers. Zodoende begreep ik dat de lines ‘zinnen’ zijn en this slaat op het gedicht zelf, het verwijst naar zichzelf. Shakespeare heeft het over zijn eigen werk!
Hmm, dacht ik toen, is dat niet een beetje lullig? Hij vergelijkt zijn geliefde met een prutzomer en zegt daarna eigenlijk: dat jij doodgaat is niet zo erg, want in mijn werk blijf je altijd bestaan.
En toen las ik wat door en zag ik dat ook anderen het ‘boasting’ noemen en ’trotse borstklopperij’. Zie je wel!
Zo kwam ik tot een eigen vertaling van het gedicht:
In elk geval mooier dan een zomerdag.
En dat komt door deze zinnen, die ik heb geschreven. Want zo lang er mensen zijn met ogen in hun hoofd zodat ze dit kunnen lezen, zal het over jou en je schoonheid gaan.
Ja, dat toch wel, daarvoor vond ik te leuk wat ik had gevonden. En ik ging helemaal om toen we de voorstelling gingen uitwerken en ik zag in welk hokje ik zou ‘optreden’, met, net als de andere Shakespeare-onderzoekers, in een wit pak – ons Shakespearelaboratorium.
Ineens leek het helemaal niet meer op mijn werk, en vond ik het tóch (ook) spelen! Ik had al eerder ervaren dat toneel spelen en trainingen of presentaties geven op elkaar lijkt, en dat was nu helemaal zo – het liep in elkaar over.
De uitvoeringen gingen goed. Er konden maximaal acht mensen in mijn lab en we ‘draaiden’ allemaal 45 minuten, tegelijk, dus mensen konden meerdere labs bezoeken. Deze introductie hing op mijn deur:
En zo was het een prima week, in een prettige groep, met ook – zoals op Buitenkunst gebruikelijk – mooie dingen gezien van de andere groepen, een paar goede gesprekken gehad, gelachen én lekker gekampeerd, wat me ook altijd energie geeft, zo’n hele week buiten
En wat is nou de crux voor mijn werk? Nou, dat iedereen op z’n eigen manier leest, dat verkondig ik hier vaker. Dat sonnet 18 als arrogant is op te vatten, dat is niet de ‘officiële’ lezing. Op een scholierensite zag ik bijvoorbeeld staan dat de strekking is ‘schoonheid kan door poëzie vereeuwigd worden’. Dat is dan het ‘goede’ antwoord. Jaja. Die arme scholieren.
Geen enkele tekst of interpretatie is heilig; de lezer heeft altijd gelijk. En dat geldt ook voor Shakespeare. De week maakte zo helemaal waar wat in de aankondiging stond!
Wat leuk om te lezen Louise. Volgend jaar misschien ook maar weer eens naar Buitenkunst. Jaloers op jouw week!