Ik las het bijna in één ruk uit: Het best verkochte boek ooit – met deze titel. Hoe cijfers ons leiden, verleiden en misleiden van Sanne Blauw. Ik heb er niet eens zo heel veel nieuws uit geleerd, behalve dan een heleboel nieuwe voorbeelden en anekdotes, maar ik heb er wel veel bevestiging in gevonden en ik heb volgens mij nog nooit eerder iets gelezen dat zo toegankelijk uitlegt wat er allemaal niet deugt aan die zogenaamd ‘objectieve’ cijfers – van dat ‘meten is weten’, weet je wel?
Ik vond het meteen vanaf de eerste pagina’s een feest van herkenning hoe zeer Blauw bepleit dat objectiviteit niet bestaat. Het staat er letterlijk, op p. 11 al: cijfers zijn nóóit objectief. Dat gaat niet eens om doelbewuste manipulatie of andere trucs, maar gewoon omdat er aan cijfers altijd keuzes vooraf gaan. Blauw illustreert dat met een ervaring tijdens eigen veldonderzoek in Bolivia, toen ze zich realiseerde dat zij zelf het was die een groot aandeel had in hoe de cijfers van dat onderzoek eruit kwamen te zien. Zíj had bepaald dat ‘geluk’ een belangrijke variabele was, en dat je die kunt meten. Die getallen scheppen orde, maar die is bedrieglijk.
Desalniettemin zijn zulke getallen belangrijk. Ons leven wordt voor een groot deel bepaald door getallen, en mogelijk zelfs steeds meer: van de smartwatches tot de algoritmes van ‘big data’. Daar zitten goede kanten aan: getallen redden levens door bijvoorbeeld patronen in ziektes zichtbaar te maken en daarmee de oorzaak bloot te leggen.
Maar er zitten ook minder verkwikkelijke kanten aan. Een groot voorbeeld van Blauw is het meten van IQ, en hoe daarmee ‘bewezen’ werd dat zwarte mensen ‘dommer’ zouden zijn. Maar wat meet zo’n test nou eigenlijk? In elk geval is intelligentie een lastig te kwantificeren concept, zeker als het zou gaan om iets aangeborens. En wat is ‘zwart’ en ‘wit’ eigenlijk – dat zijn ook geen simpele categorieën. Dat kende ik al wel zo’n beetje, maar de analyse van de meetfouten in het beroemde sex-onderzoek van Kinsey (1948) was nieuw voor mij en dat is natuurlijk een sappig onderwerp om bijvoorbeeld te laten zien hoe makkelijk een steekproef, zelfs een grote, niet representatief is. Of wat te denken van peilingen voor verkiezingen? Zitten allerlei haken en ogen aan, en toch kan één zetel verschil maken dat een lijsttrekker niet bij een talkshowtafel aanschuift.
Dat zijn voorbeelden die ik ken uit de methodologie, maar waar dus meestal wetenschappelijk en dus ‘moeilijk’ over geschreven wordt. Dit boek is echter hartstikke toegankelijk. Het is goed en meeslepend geschreven, met een boel aansprekende voorbeelden en eigen ervaringen. Ook recente: de coronacrisis met al z’n getallen en grafieken heeft er een plek in gekregen.
En je hebt er ook wat aan: aan het eind staat een checklist voor hoe om te gaan met getallen. Met daarin ook ‘Wat voel ik?’ Want als je zelf ergens sterk bij betrokken bent, positief of negatief, ben je meer geneigd je onderbuikgevoel de interpretatie van de getallen te laten bepalen. Die neem ik mee. En ik zeg het al wel eens tegen mijn schrijvende professionals, maar ga het nog vaker zeggen: noem iets niet objectief alleen maar als er data aan te pas komen.