Afgelopen donderdag ging het college Woorden als Wapens over metaforen. Iets preciezer: het boek van Lakoff & Johnson daarover stond centraal. En dat is niet zomaar een boek. Ik las het zelf in mijn promotietijd, ik vond het meteen zeer indrukwekkend, en ik denk dat er geen enkel ander vakboek is waar ik zo vaak aan terug heb moeten denken. Ik heb de studenten twee van die keren verteld, en daarmee – hopelijk – geïllustreerd wat de titel van het boek betekent. In het Engels is het ‘metaphors we live by’, in de Nederlandse vertaling ‘leven in metaforen’. Het is precies dat besef, dus dat we ‘leven in metaforen’, dat ik toen zo indrukwekkend vond en waar ik nog zo vaak aan heb moeten denken.
De ene van de twee ervaring met ‘leven in metaforen’ heb ik al eens opgeschreven, namelijk in mijn boek over mijn fietsreis door Afrika. Het staat op p. 85 en het gaat over de confrontatie in Ethiopië met onze (Westerse) obsessie met het ‘hebben’ van tijd. Dat is een metafoor: tijd is geld, of tijd in bezit (‘TIJD IS BEZIT’ zouden Lakoff en Johnson schrijven, want de conceptuele metafoor, zoals zij dat noemen, schrijf je in hoofdletters). Ik kan niet buiten die metafoor over tijd denken, of hooguit nog in TIJD IS EEN CONTAINER (‘er zitten 24 uur in een dag’), en ik kan me dus niet voorstellen hoe Ethiopiërs tijd conceptualiseren, maar ik kan me dankzij Lakoff en Johnson nog net wel voorstellen dat het anders kan. Ik vind dat hoopvol, de studenten vonden het geloof ik ook wel confronterend (eentje zei dat hardop). Ze herkennen het probleem van (niet genoeg) tijd ‘hebben’ natuurlijk.
Overigens heb ik sinds ik Afzien voor beginners schreef nog wel gelezen over andere opvattingen van tijd. Precies hoe het zit bij Ethiopiërs weet ik niet, maar ik heb wel geleerd dat in agrarische samenlevingen tijd meer als een cyclus wordt opgevat en dat daar ook meer besef is van dat je het maar moet nemen zoals het komt – in tegenstelling tot ons gevoel van controle, maakbaarheid en dus ook plicht om wat te maken van je ‘kostbare’ tijd.
De andere ervaring heb ik niet eerder opgeschreven dus hier komt-ie.
Het is al zo’n twintig jaar geleden dat ik werd gevraagd als tweede begeleider voor de master thesis’en van studenten van een opleiding tot therapeut. Dat jaar konden die voor het eerst een mastertitel verwerven, doordat het beroepsinstituut was gaan samenwerken met een buitenlandse universiteit. Bij het instituut was weinig know-how van academisch schrijven, dus daar hadden ze mij voor gevraagd. Ik vond het leuk – fijne mensen, bijzondere onderwerpen.
Het eerste begeleidingsgesprek. De student had als onderwerp ‘afstand en nabijheid in het therapeutisch contact’. Interessant, maar wel een metafoor en voor serieus onderzoek kom je daar niet mee weg. Dus ik vroeg: kun je letterlijker omschrijven wat je wilt gaan onderzoeken, dus zonder deze metafoor? Ze keek me aan alsof ze het in Keulen hoorde donderen – ze had geen idee waar ik het over had. Dus ik uitleggen: afstand en nabijheid zijn metaforen, want je gaat er geen meetlat tussen leggen, het gaat je niet om de fysieke afstand. Om wat gaat het je dan wel? ‘Emotionele afstand’ is geen oplossing, want dan blijf je in de metafoor. Ik wist ook niet zo gauw te bedenken wat het dan wel was, maar dat vond ik ook niet mijn verantwoordelijkheid.
Ik kreeg het niet uitgelegd, voelde me steeds machtelozer, en zij ging steeds wanhopiger kijken. Ik draaide me naar de eerste begeleider, de directeur van de opleiding en een ervaren rot in het therapeutenvak. Tot mijn schrik zag ik bij hem dezelfde wanhoop. Hij snapte mij ook niet. Hij vond dat ik zeurde – iedereen kende de ervaring toch? Hij liet me zelfs dichterbij komen en verder af, om te ervaren wat dan uitmaakte. Waarop ik zei: ja, maar dat is de fysieke afstand en dat is nou precies wat ze níet wil onderzoeken. Hij werd en wat bozig van: ik was maar dom dat ik het niet zag. Dat leek mij een geval van projectie, maar dat heb ik maar niet gezegd.
We kwamen er niet uit. Ik had – denk ik nu – beter iets eerder ‘laat maar’ kunnen denken – ze zou er ongetwijfeld verderop in het proces tegenaan lopen dat ze niet precies had omschreven wat ze wilde onderzoeken. Dan had ik haar in elk geval gewaarschuwd. Nu werd het vervelend, en het had ook nog een staartje: ik werd verder bedankt voor mijn bijdrage aan de begeleiding. Ik ben ‘privé’ door een paar studenten ingehuurd voor schrijfhulp, maar niet door haar. Ze heeft het gelukkig wel gehaald, hoorde ik via-via, maar wel met moeite.
Wat dit illustreert, is de crux van Lakoff & Johnson: we leven dusdanig in metaforen dat we er niet eens buiten kúnnen denken. Die ervaren therapeut en zijn leerling kunnen niet anders over een bepaalde ervaring in het therapeutisch contact denken dan in termen van een afstands-metafoor. Ik kan niet anders over tijd denken dan in termen van bezit. Onze taal weerspiegelt dat denken. Meer in het algemeen kunnen we bijna niet over abstracties nadenken anders dan in concretere, meestal lichamelijke en zintuiglijke, termen – metaforen dus. Metaforen zijn dan ook alomtegenwoordig.
Dát is leven in metaforen. Lakoff & Johnson – ik ben fan.
In de aanloop naar het college heb ik even wat gegoogled op de afstandsmetafoor, en toen vond ik ‘betrokkenheid’ als doeldomein, dus waar dat voor staat: ‘BETROKKEN IS NABIJ’, zoiets. Ik vind dat op het randje omdat er met dat ’trekken’ weer iets bijna-metaforisch in zit. Iets met begrip of empathie misschien? Best lastig.
Eén van mijn studenten zei donderdag ook nog dat de afstandsmetafoor verhult dat de ervaring maar aan één kant zit. Dat klopt. Afstand meten doe je tussen twee punten, maar je kunt bijvoorbeeld zeggen ‘ik ben heel close met hem’ terwijl die hij dat helemaal niet zo ervaart. Dat metaforen iets verhullen is sowieso zo – zo kun je ze ook goed strategisch/retorisch inzetten. Dat maakt ze ‘wapens’, uit de titel van het vak.
Enne: lees dat boek! Het is heel toegankelijk geschreven, en je wordt je bewust van iets essentieels!