Op Neerlandistiek.nl stond vorige week een leuk stuk dat betoogt dat het hand vol moet zijn en niet handvol: het zijn twee woorden, het is geen samenstelling en dus één woord. Daar komt nogal wat argumentatie aan te pas, wat laat zien dat het helemaal geen uitgemaakte zaak is wat een woord is.
Ik was daar een paar weken geleden net ook weer eens mee bezig geweest – de vraag ‘wat is een woord’ fascineert me al decennia. Ik liep er onlangs tegenaan toen ik mezelf erop betrapte dat ik concepttekst aan elkaar schrijf, maar concept wetsvoorstel niet. In die tekst kwamen ook nog standaarddingen voor, en daarmee verging het me net zo: standaardoplossing, maar standaard maatwerkoplossing.
Ergo: een korte en meer gebruikelijke constructie met woorden als concept en standaard zie ik als één woord, lang en minder frequent niet. Concept in concepttekst beschouw ik als zelfstandig naamwoord, wat het officieel ook is, maar in concept wetsvoorstel zie ik het als een soort bijvoeglijk naamwoord. Een soort, wat het gedraagt zich niet helemaal zo, er kan geen -e achterkomen bijvoorbeeld. Maar qua betekenis lijkt het er best wel op: concept duidt een eigenschap aan van wat volgt.
Standaard idem dito, behalve dan dat dat officieel twee woordsoorten kent. Er zijn meer woorden waarvan de categorie niet eenduidig is. Richting is bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord dat je ook als voorzetsel kunt gebruiken bijvoorbeeld: je reist (in de) richting (van) Rotterdam. Met de woorden tussen haakjes is richting een zelfstandig naamwoord, zonder een voorzetsel. Dat dan weer wel officieel ook, maar de normeerders hobbelen altijd achter de feiten aan en geven soms sowieso twijfelachtige resultaten: handvolletjes, serieus, Woordenlijst.org?
Ik kan dat allemaal zo analyseren, maar ik hoor bij mezelf bij concept- en standaard- ook een uitspraakverschil: concepttekst heeft de klemtoon duidelijk op cept, concept wetsvoorstel heeft er ook één op wets en een mini-pauzetje tussen cept en wets. Standaardoplossing en standaard maatwerkoplossing: idem. Daarmee rechtvaardig ik mijn keuze. Maar inconsequent is het wel natuurlijk.
Het laat zien dat er grijszones zitten in de taalregels en dat de normen niet alles afdekken. Voor taalkundigen is dat fascinerend, voor gewone taalgebruikers soms verwarrend. Je moet ook niet zo ver hoeven door-redeneren om te kunnen bepalen of je iets los of aan elkaar schrijft. Niemand gaat – gelukkig – vallen over handvol.
Ik heb bij het redigeren van die tekst uiteindelijk maar gekozen om binnen mijn eigen inconsequentie consequent te zijn en het zo te doen als hierboven beschreven: soms wel, soms geen spatie achter concept en standaard.
Ook daar is niemand over gevallen.