De afgelopen weken namen twee Leidse hoogleraren afscheid die voor mij belangrijk zijn geweest: op 11 oktober Arie Verhagen, in Utrecht mijn co-promotor en dagelijks begeleider van mijn proefschrift, en afgelopen maandag Ton van Haaften, mijn opdrachtgever of leidinggevende (afhankelijk van de vorm van de werkrelatie) bij het werk dat ik deed als invaldocent bij Taalbeheersing.
Eigenlijk was hun afscheid al eerder, maar de ceremonieën waren uitgesteld vanwege corona. Nu gingen ze door, maar opnieuw onder bijzondere omstandigheden natuurlijk. Ik was bij allebei ‘live’ welkom, maar ik heb ervoor gekozen om beide afscheidscolleges online te volgen. Ik ben weer voorzichtig namelijk. Recepties zie ik niet zo zitten, zelfs niet zittend (maandag), en dan is de meerwaarde van er ‘live’ bij zijn beperkt. Dan bespaar ik me graag ook de treinreis – hoe jammer ik het ook vond (best wel dilemma’s, dit soort dingen ten tijde van dreigende code zwart).
Ik ben dus blij met de online mogelijkheid, maar behelpen was het wel. Leiden biedt een livestream op een klein scherm, dat ook nog eens voor het overgrote deel is gereserveerd voor de eventuele Powerpoint. Voor de spreker is een klein hoekje gereserveerd – jammer, want zo’n afscheidscollege draait om de persoon. Als dat aan te passen was geweest, dan was voor mij onduidelijk hoe.
Hier is een screenshot van de livestream van Ton afgelopen maandag, toen er geen slide te zien was, op ware grootte:
Kijken is dan een aardige krachttoer, vind ik.
Daar kwam nog bij dat bij Ton het geluid zacht was, bij Arie het geluid tijdens de filmpjes niet te horen, en dat het mij en anderen maandag een fikse inspanning heeft gekost om de livestream überhaupt te kunnen zien – daar ging iets technisch mis. Ik was na 10 minuten prutsen en de helpdesk bellen eindelijk binnen. Je zou toch hopen dat ze op de universiteit na 20 maanden coronacrisis dit iets beter voor elkaar zouden hebben.
Wat ik ook graag zou willen is enige vorm van interactie. Want het is onbevredigend om bij een afscheid te zijn zonder iets terug te kunnen doen, zelfs zonder dat de afscheidnemer weet dat je er bij bent. Een digitaal gastenboek – zoiets moet toch mogelijk zijn?
Enfin, inhoudelijk was het leuk en ook met de speeches na afloop heb ik me wel vermaakt. Hier en daar heb ik dus wel wat gemist. De eerste tien minuten missen, zoals maandag, is best lastig voor wat betreft de rode draad van het verhaal natuurlijk.
Desalniettemin had ik tijdens Tons verhaal een inzicht met een praktisch nut voor mijn adviseurs. Ik vertaal het meteen naar mijn termen: ‘hoofdboodschap achterop’ komt mogelijk overtuigender over omdat de conclusie dan eerder onvermijdelijk lijkt.
Met wat meer uitleg: in Tons verhaal, ‘De stijl van betogen’, zat een voorbeeld van een rechterlijke uitspraak waarin eerst drie losstaande argumenten gegeven werden, met ten eerste, ten tweede en ten derde erin, en daarna de conclusie als onvermijdelijk werd gepresenteerd: het verzoek (ofzoiets) ‘moet worden afgewezen’. Daarmee lijkt de rechter als afweger er niet toe te doen; de conclusie klinkt als iets objectiefs. Dat reconstrueer ik zo, ik hoop dat ik Ton goed begrepen heb – ik ging pas meeschrijven toen ik me realiseerde hoe relevant het was voor mijn praktijk wat hij zei, en toen liep ik een slide achter.
Die relevantie, daarop kwam ik pas toen ik de link legde met de verwarring die er vaak is bij mensen die het piramideprincipe hebben geleerd letterlijk volgens Barbara Minto. In haar boek gebruikt Minto verwarrende woorden voor argumentatiestructuren. Wat ik ken als enkelvoudige argumentatie heet bij Minto logical argument op basis van deductie. Niet alleen is dat laatste een woord uit een net iets ander domein dan argumenteren (te weten: redeneren), het hint er ook naar dat bij een enkelvoudige argumentatie de conclusie aan het eind moet komen – wat niet zo is. In Tons voorbeeld zat een meervoudige argumentatie (Minto’s grouping op basis van inductie) met de hoofdboodschap (conclusie) achterop. Ton noemde dat deductie. Terecht – het onderscheid dat Minto maakt, klopt gewoon niet. Dat geeft allemaal veel verwarring en onduidelijkheid. Ik heb in trainingen al vaak uitgelegd:
- Deductie en inductie moet je als termen gewoon vergeten als het gaat om argumenteren – veel te verwarrend. Gebruik enerzijds meervoudige en enkelvoudige argumentatie, en anderzijds hoofdboodschap voorop of achterop.
- Zowel meervoudige als enkelvoudige argumentatie kunnen de hoofdboodschap voorop dan wel achterop hebben. Dat is een keuze die je maakt los van de argumentatiestructuur.
Terwijl dat door mijn hoofd ging, maakte Ton het punt dat die conclusie aan het eind retorisch gezien de argumentatie kracht bijzet vanwege de suggestie van onvermijdelijkheid.
Aha, dacht ik toen: misschien is dat ook wel een reden voor de gehechtheid van veel van ‘mijn’ schrijvers aan de conclusie aan het eind. Ik dacht altijd dat dat komt door de traditionele, methodologische opbouw, maar dat is het dus mogelijk niet alleen. Daar mag ik dan wel eens meer op doorvragen en meer empathie voor hebben.
Vervolgens ka ik er dan samen met die schrijvers over gaan nadenken in hoeverre hun rol afwijkt van die van – bijvoorbeeld – rechters. Die schijn van objectiviteit en onvermijdelijkheid – is dat hoe je wilt overkomen als adviseur? Het is niet mijn ideale rolopvatting. Maar er valt zeker over te praten.
Ik ben zo een behoorlijk eind afgedreven van Tons inhoud – die dus inspirerend was. Ik hoop wel dat ik alles goed heb verstaan én begrepen. Ik neem aan dat er van de beide afscheidscolleges een teksteditie verschijnt, dan kan ik het nog eens rustig nalezen. Mocht het nodig zijn, dan corrigeer ik deze blogpost wel.
Ton en Arie hoop ik allebei onder gunstigere omstandigheden de hand te schudden – als dat dan weer mag dus.