Toen ik onlangs in Tekstblad de recensie van Weg met wollig! las, dacht ik: ‘dat klinkt als een ontzettend leuk boekje: geschreven door twee stand-up comedians die eerder in super-wollige omgevingen werkten en dat taalgebruik nu in een boekje aan de kaak stellen – dat moet zowel grappig als interessant zijn’.
Nou, dat is het ook. Esther van der Voort (voormalig ambtenaar) en Huibert-Jan van Roest (voormalig advocaat) stellen in zeven hoofdstukken steeds een schaap voor: een professionele taalgebruiker die wol produceert. Ze geven een analyse van de wolligheid en advies voor het oplossen ervan: met minder woorden meer zeggen.
‘Wollig’ vatten ze breed op. Het gaat onder andere om een totaal gebrek aan structuur, vervallen in marketing-one-liners, saaiheid, overmatige gedetailleerdheid en gebrek aan stellingname. Stuk voor stuk zijn dat voor mij herkenbare problemen. De karakters zijn wat uitvergroot natuurlijk, maar ik zie er zó mijn eigen schapen in terug.
In hun beschrijving van de wolligheid doen de auteurs soms precies wat ze het schaap verwijten, maar dan met een dikke knipoog. Die vrouw met de marketing-one-liners, die horen we denken met woorden als miracle morning, buzz, kick-off, bootcamp en Insta-fähig. De IT’er die veel liever met z’n vak bezig is dan met andere mensen (die daar toch niks van begrijpen) met Windows-emulator, VPN-omgeving, lolz en P=NP. Gelukkig zit er achterin het boek een verklarende woordenlijst!
Wat ik aan de analyses vooral goed vind, is dat Van der Voort en Van Roest op zoek gaan naar de oorzaken van de wolligheid. Te vaak blijft het waarnemen van wolligheid steken op het niveau van het symptoom, dus het taalgebruik zelf. De oplossing, ‘klare taal gebruiken’, is dan te simplistisch. Dat gaat niet zomaar namelijk. Van der Voort en Van Roest laten zien dat de wolligheid voortkomt uit persoonlijke neigingen (een chaoot als voorzitter van een vergadering), strategie (in een politieke omgeving is met veel woorden weinig zeggen veilig) en aangeleerd gedrag.
Dat aanleren gebeurt veel in opleidingen. Voor mijzelf is een stokpaardje dat hoger onderwijs te eenzijdig leert structureren: alleen de methodologische opbouw telt. In de praktijk is meestal een andere structuur handiger: die met de kern voorop. Dat zeggen Van der Voort en Van Roest ook tegen de beleidsambtenaar die ook wel onderzochte maar totaal onrealistische scenario’s wil presenteren en tegen de expert die een breed publiek het liefst z’n hele onderzoek uit de doeken zou doen, met 78 sheets in 20 minuten.
Tegen die laatste zeggen ze ook dat hij moet afleren volledig te zijn. Inderdaad is dat er in zijn opleiding ingeramd: docenten rekenen je af op onvolledigheid, al vanaf de basisschool. Dat had ik me niet eerder zo scherp gerealiseerd, ik ga ‘m onthouden. Ik maak nogal eens schrijvers mee die zeggen volledig te willen zijn, en ja, dat staat op gespannen voet met leesbaarheid. Ik daag dat dus wel eens uit, en dit is een extra ingrediënt daarvoor. Van der Voort en Van Roest concluderen: ‘Het is (…) niet zo gek dat Nederlandse kantoren overlopen met mensen die klinken als een eindeloze langspeelplaat’ (p. 31).
De oplossingen in het boek sluiten aan bij die analyse. Ze gaan dus verder dan alleen redactionele zaken. De chaotische vergaderingsvoorzitter moet een collega vragen de tijd en de agenda te bewaken, de IT’er moet oefenen met ‘koetjes en kalfjes’ en de marketing-dame moet wat meer van zichzelf laten zien. Die adviezen zijn doeltreffend en praktisch, met achter elk hoofdstuk eerst het succesverhaal van het schaap in kwestie en daarna ook nog een kort overzicht van de adviezen.
Daar is niets op af te dingen, behalve dat ik de maakbaarheid wat in twijfel trek. Iemand die zijn hele leven al onpersoonlijke en bloedeloze speeches produceert, doet dat ter gelegenheid van zijn pensionering echt niet ineens warm, betrokken en gloedvol. Dat is veel te eng. De gemeenteambtenaar die heel goed heeft geleerd elke politieke gevoeligheid te omzeilen, gaat in de volgende presentatie echt niet ineens wel met de billen bloot. Dat kan in die omgeving helemaal niet. Voordat het zo ver is, heeft haar baas het risico ongetwijfeld alweer bezworen.
Van wolligheid afkomen kan een langdurig proces zijn van individu en/of organisatie. Dat begint met bewustwording en een goede analyse van het probleem. Daar kan dit boek bij helpen. En daarbij is het ook nog eens leuk om te lezen!