Er gaat in de coronacrisis veel mis op communicatiegebied. De persconferentie van vorige week was verwarrend, overheidsteksten onduidelijk (ik heb zelf zaterdag de tekst over de Tozo-regeling uitgepluisd, daar stonden toen meerdere onbegrijpelijke en ambiguë dingen in), enzovoort.
Wat mij betreft laat dat allemaal zien dat goede communicatie voorbereidingstijd kost. Het is nu allemaal haastwerk en dat kan niet anders dan met fouten. Als je met je tekst belangrijke boodschappen wilt overbrengen, moet je nadenken over je aanpak en je moet ze kritisch laten tegenlezen. Dat gaat nu allemaal niet. Dat vind ik overigens wel begrijpelijk. We tasten allemaal rond in een onbekende wereld vol onzekerheden.
Met al dat begrip wil ik nog twee dingetjes kwijt die mij aan formuleringen in het nieuws zijn opgevallen. Of liever gezegd: ik merkte als nieuwsconsument soms wat ergernis bij mezelf, en dat kan ik analyseren als moeite met wat ze impliciet oproepen:
– Formuleringen waarin het lijkt alsof de desbetreffende persoon of groep het alleen moeilijk heeft. Bijvoorbeeld deze openingszin:
Het zijn onzekere tijden voor de clubs in het betaald voetbal.
Uh, voor wie zijn het geen onzekere tijden? ‘Ook voor de clubs in het betaald voetbal zijn het onzekere tijden’ had ik sympathieker gevonden.
– Het frequente gebruik van het woord kwetsbaar op een manier die oproept dat er kennelijk ook onkwetsbaren zijn – wat niet klopt. Er zijn tv-items geweest waarvan ik had gewild dat ik had mee zitten turven hoe vaak het woord kwetsbaar gebruikt werd. Het betekent dan ‘hoger risico op ernstig verloop van COVID-19’. De crux is dat het een graduele schaal is, van een hoger of lagere risico, geen absolute, van kwetsbaar versus onkwetsbaar. Niemand van ons weet hoe ziek we zullen worden. We zijn allemaal kwetsbaar. Voor corona, maar sowieso in het leven. Daar confronteert deze ziekte ons mee. Mogelijk kan dit type gebruik van kwetsbaar bij laag-risico-groepen zoals jongeren het gevoel van onkwetsbaarheid en daarmee ‘fuck-corona’-achtig gedrag versterken.
Beide voorbeelden laten zien dat je door iets te zeggen impliciet ook iets anders níet zegt, maar dat is er dus ergens wel. Dat heet framing – hartstikke interessant.
Dat het óók interessant is, dat is het beste wat ik van deze crisis kan maken. Daarom blijf ik observeren en schrijven.