Ik krijg vaak de vraag hoe je bepaalt hoe veel informatie je in een tekst moet opnemen, vooral waar het gaat om extra details.
Eerste antwoord daarop is een beetje een dooddoener: dat hangt af van de lezer. Als die extra informatie voor je lezer niet nodig is, houd je je tekst in principe liever kort.
Tweede antwoord is: geef – in geval van twijfel – liever te veel dan te weinig informatie, want als je goed structureert, kunnen je lezers zelf bepalen wat ze overslaan. Ik geef daarbij altijd de zaterdagkrant als voorbeeld: fijn dat die dik is, en als ik weinig tijd heb, bepaal ik zelf wel wat ik lees en niet lees.
Onlangs ervoer ik zelf als lezer hoe vervelend het kan zijn als een schrijver zelf al heeft besloten iets weg te laten. Ik las Het Sportbrein. Mythes uit de sportpsychologie ontrafeld. Daarin komen de Wave Work Roles aan de orde. Dat zijn er acht, zoals ook in een figuur te zien is. Maar onder dat figuur (p. 44) staat:
Om de leesbaarheid niet in het gedrang te brengen, beperken we ons hier tot de beschrijving van drie van de acht rollen.
De selectie van die drie wordt niet verder toegelicht, en ik was wel nieuwsgierig naar de andere vijf ook. Dus ik voel me hier een beetje beetgenomen.
Temeer omdat de beschrijving van die drie rollen heel overzichtelijk is: per rol één pagina, de naam van de rol in de titel, dan een beetje tekst met kenmerken in een opsomming, eronder een plaatje dat de rol visualiseert.
Als acht rollen me te veel zouden zijn, zou ik daar moeiteloos doorheen bladeren. Dan zou het me niet hinderen dus, terwijl het níet opnemen me nu wel hindert.
Zorg dus dat een lezer die extra informatie niet wil lezen, het zó over kan slaan, en een lezer die het wel wil lezen, het zó kan vinden. Dat doe je onder andere met inhoudelijke koppen en duidelijk afgebakende teksteenheden.
Net zoals in de krant. Daar kun je de kunst van informatie doseren prima van afkijken.