In het huidige nummer van Tekstblad staat een interview met Kees Maat dat in mijn beroepsgroep stof doet opwaaien. De kern ervan staat meteen al op de voorpagina: Maat, ooit de oprichter van de gerenommeerde afdeling Schriftelijke Bedrijfscommunicatie van Vergouwen Overduin, roept op: ‘Schrijftrainer, investeer in jezelf’. Hij vindt dat schrijftrainers dat onvoldoende doen. De kernpunten uit zijn betoog daarover:
- Schrijftrainers (en tekstschrijvers) hebben volgens Maat te weinig tijd en geld om zich te ontwikkelen, door de druk van deadlines en lage tarieven
- Maat zag geen schrijftrainers bij het VIOT-congres, terwijl daar wel heel nuttige en voor de praktijk bruikbare presentaties gegeven werden over goed en relevant onderzoek.
- Maat ziet in trainen veel adviezen waaruit blijkt dat degene die ze geeft de boot heeft gemist van wetenschappelijke inzichten. Hij geeft daarbij als voorbeeld het advies om de lijdende vorm zo veel mogelijk te vermijden.
Ik herken hiervan twee punten niet en eentje heel goed.
Voor degenen die mijn achtergrond kennen zal het geen verbazing zijn dat ik bij punt 3 alleen maar zéér instemmend kan reageren, zeker door het voorbeeld dat Maat geeft. Ik kijk in het werk van collega’s (boeken, sites/blogs en trainingen) altijd naar de manier waarop de lijdende vorm behandeld wordt, en als daar simpelweg staat ‘niet doen, actief maken’ is dat voor mij een signaal om meteen achterdochtig te worden over de vakkennis en het inzicht, écht inzicht, in schrijven en teksten van die vakgenoot.
Ik kan er nog iets anders tegenover zetten waarbij ik het werk van Maat gebruik. Die stond ooit aan de wieg van de succesvolle methode Leren Communiceren. De eerste editie daarvan is uit 1980 en toen introduceerde het boek de ‘vaste structuren’. Ik kijk nu ook altijd of een methode die vaste structuren gebruikt of meer of iets anders zegt over structuur. Nog steeds alleen maar Leren Communiceren (1980)? Kom op, zeg, bij een dokter die al 38 jaar hetzelfde aanraadt zou ik ook niet aankloppen.
Dus ja, ik herken zeker dat er heel veel onprofessionele teksttrainers en -adviseurs rondlopen. Ik heb zelfs ook wel eens een vrij hoog iemand in de schrijftrainingswereld zich erop horen voorstaan dat het bijhouden van zijn vak (lezen van Tekstblad, Onze Taal) niet nodig was…
Ik vind dus ook niet, wat Maat wel zegt, dat het vak van schrijftrainer in de geprofessionaliseerde fase zit. Ook al niet om nog iets anders: de zeer geringe transfer van training naar praktijk, maar dat terzijde. Je hoeft sowieso aan geen enkele norm te voldoen om jezelf schrijftrainer te noemen, en er is geen enkele eis van bijvoorbeeld evidence-based werken. Je kunt van alles roepen, en juist dat verkoopt, lijkt het soms wel.
Maar dan de andere twee punten. Ik was dit keer ook niet op het VIOT-congres, ik zat in Nieuw-Zeeland. Sinds 1993 ben ik echter wel elke drie jaar geweest. Ik vind het altijd wel aardig en goed voor de contacten, maar inhoudelijk nuttig? Mwah. Kijk bijvoorbeeld naar wat ik er hier over schreef toen ik bij het vorige congres was geweest. Dat waren leuke inzichtjes, maar de investering van het vrij hoge inschrijfgeld, de reis naar Leuven, de overnachting én de dagen niet betaald kunnen werken was hoog. Je moet dat vooral ook leuk vinden.
Want in mijn ogen gebeurt er juist helemaal niet zo veel relevant onderzoek. Althans niet voor mijn soort werk. Ik lees het wetenschappelijke tijdschrift en ik houd nog wat andere dingetjes bij, maar dat levert heel weinig op voor mijn dagelijkse praktijk.
Om een voorbeeld te geven: er zit op dit moment veel onderzoekstijd en -aandacht in een groot project over begrijpelijke taal. Voor het soort teksten en schrijvers waar ik mee werk is begrijpelijkheid echter van ondergeschikt belang. Natuurlijk speelt het een rol: een adviesrapport of beslisdocument moet begrijpelijk zijn. Maar het is nog lang niet genoeg om je klant of de bestuurder te krijgen waar je hem hebben wilt. Ik weet van geen recent onderzoek naar de relatie tussen tekst en beslissing, iets waar ik graag meer over zou weten. Om maar iets te noemen – ik heb nog veel meer door de wetenschap onbeantwoorde grote vragen.
Volgens mij is het probleem op het gebied van professionalisering veel meer dat er juist zo weinig relevants is. Ik heb al jaren moeite met het vinden van geschikte, interessante bijscholing op mijn vakgebied. Wel ernaast, in gebieden als coaching, didactiek, creativiteit en organisatieontwikkeling en -verandering. Ook puur praktisch: mijn eigen schrijfvaardigheid op peil houden en uitbreiden.
Maar vakinhoudelijk? Ik zou het net weten. Ik ben er wel mee bezig, praat er wel over met collega’s, altijd geïnteresseerd of zij nog iets nuttigs en/of leuks hebben gedaan op cursus- of opleidingsgebied, of iets interessants hebben gelezen. Het leeft wel degelijk.
Het eerste punt herken ik al helemaal niet. Ten opzichte van tekstschrijven is schrijftraining goed betaald. Ik verdien een mooi inkomen met daarnaast veel tijd voor niet-declarabele zaken. Ik heb het idee dat dat als zelfstandige juist makkelijker is dan in loondienst, want ik bepaal zelf hoe veel tijd en geld ik daarin wil investeren – voor mij geen dwingend percentage declarabele uren.
Ik vind mezelf ontwikkelen bovendien belangrijk. Want voor mij is het verdienen van genoeg geld al lang niet meer de grootste uitdaging van het zelfstandigenbestaan. Veel meer is dat: hoe houd ik het leuk en interessant? Natuurlijk, ik kan niet alles doen. Afgelopen vrijdag was er mogelijk een interessante themadag bij het afscheid van Leo Lentz, maar in mijn agenda stond eerder al een training bij een opdrachtgever. Zo gaan die dingen.
In hun leerbehoefte en ontwikkelbereidheid verschillen mijn vakgenoten. Maar ik voel me door Maat dus wel een beetje op een (grote?) hoop gegooid. En dat is dan ook wat de stof doet opwaaien, want bijvoorbeeld ook tekstschrijvers die actief zijn bij Tekstnet herkennen zich niet (voorbeeld).
Als Maat z’n boodschap als wake-up call heeft bedoeld, was het aan het verkeerde adres. Want juist de mensen die wél ontwikkelen, lezen Tekstblad.