In de zomermaanden heb ik een hele serie boeken besproken. Deels had ik die net aangeschaft; deels lagen ze bij mij op de stapel voor zo’n relatief rustige periode. Van die stapel komt er nou nog eentje achteraan: Taal op drift. Lange-termijnontwikkelingen in taal en samenleving van Joop van der Horst.
Het boek is uit 2013 en misschien heeft het wel drie jaar op mijn stapel gelegen. Ik had er namelijk weliswaar goeds over gelezen en ik vind dat Van der Horst vaker interessante dingen schrijft hij heeft mijn denken over de standaardtaal en taalverandering sterk beïnvloed.
Maar ik was ook een beetje geïntimideerd: 542 pagina’s, over iets taalkundigs (dus ver van het bed van mijn dagelijkse werk), ging ik dat wel trekken?
Ja, ik heb het zeker getrokken, al heb ik er wel langer over gedaan dan de eerdere boeken. Het kostte wat tijd, maar eigenlijk ging het lezen vrij makkelijk. Het boek is toegankelijk geschreven, met het oog op geïnteresseerde leken – al lijkt het me daar dan eigenlijk toch te dik en te veel voor, ik vond het sowieso wat veel, met veel herhaling en uitweiding en toespreken van de lezer. Van der Horst had z’n punt in zeker 100 pagina’s minder kunnen maken. Maar daardoor lezen die 475 pagina’s (de rest is noten en literatuur) wel relatief makkelijk.
Bovendien is het interessant. Van der Horst beschrijft enerzijds twee lange-termijnontwikkeling in de westerse talen. De eerste daarvan is bekend: het belang van naamvallen en werkwoordsvervoegingen neemt af, de rol van de zinsdelen en hun volgorde in de zin toe. De tweede voegt Van der Horst toe: het recentelijk toenemende belang van vaste verbindingen, zoals op de hoogte, in de wolken, van de gekke en naar de haaie. Hij ziet daarin een verschuiving van het belang van eigenschappen van een woord, eerst naar zijn functies en vervolgens naar zijn relaties of netwerken.
Die verschuiving, dus van het belang van eigenschappen naar functies en dan naar netwerken, die ziet hij vervolgens ook in de maatschappij, of althans, in de verhoudingen tussen mensen. In de middeleeuwse standenmaatschappij hadden mensen een vaste plek op grond van hun vaste, onveranderlijke eigenschappen. De renaissance veranderde hen in meer sociaal mobiele individuen die wat konden bereiken op grond van hun capaciteiten (functies), en sinds ongeveer anderhalve eeuw veranderen we in massa-mensen waarvoor hun verbindingen in netwerken (sociaal en technisch) het belangrijkste zijn.
Dat is een interessante, maar onverklaarde parallellie. Interessant, ja, en leerzaam: ik heb op het gebied van taal en van de samenleving veel geleerd van dit boek. Ik ben alleen nog niet overtuigd. Niet dat ik het kan weerleggen, hooguit kan ik bedenken dat je het ook anders zou kunnen zien. Maar Van der Horst erkent zelf dat hij misschien een parallel ziet omdat hij die graag wil zien. Die twijfel, daar kom ik ook niet overheen. Maar fascinerende stof om over na te denken is het zeker. Confronterend zelfs ook wel een beetje: huh, ben ik ook zo’n massamens?
Mijn stapel is nu leeg, althans, ik heb gelezen wat er lag. Maar er liggen alweer nieuwe dingen: afgelopen week kwamen zowel Tekstblad als Tijdschrift voor Taalbeheersing en ik heb het eerste boek van het nieuwe seizoen ook alweer gekocht. Ik blijf lezen!