Een ongeschreven code. Ontdekking van een taalinstinct is een opmerkelijk boekje. Ik vind het een mustread voor iedereen die met het piramideprincipe werkt. Ter inspiratie – schrijver Jeroen Ottengebruikt het geweldig. En toch ben ik het er fundamenteel mee oneens. Ik leg het uit.
Het boek is een chronologisch verslag van Ottens ontdekkingsreis. De ontdekking die hij doet, noemt hij het taalinstinct, in een andere betekenis dan de meer gebruikelijke van Pinker: het is het vermogen om ‘de logica en eenvoud van de werkelijkheid in woorden [te] vangen’ (p. 9). Daarmee zou je over alle onderwerpen ter wereld glasheldere boeken kunnen schrijven.
In die ontdekkingstocht is het piramideprincipe de tweede stap. Otten is er eerst enthousiast over, maar vindt het later oppervlakkig (p. 17):
Zij zorgt weliswaar voor logische samenhang, maar dat betekent niet dat de inhoud correct is. Als je Mein Kampf van Adolf Hitler piramidaal structureert, verandert dat niets aan de inhoud van Hitlers beweringen.
De piramidemethode creëert slechts logische samenhang in wat de schrijver te zeggen heeft. Er ligt iets veel groters onder: een code in taal die blootlegt wat de werkelijkheid te zeggen heeft.
Dat eerste, daar kan ik nog wel in meegaan, maar het tweede zie ik totaal anders. Daarover verderop meer.
In de derde stap ontdekt Otten hoe simpel categoriseren is. Dat in Amsterdam – Brillenkoker – Den Haag – Maastricht – Rotterdam – Utrecht brillenkoker niet thuis hoort (p. 19), dat wéét je, daar hoef je niet je best voor te doen. Dat is instinctief, zo zegt Otten, en de samenhang waarop dat instinct berust is in de werkelijkheid aanwezig, als code.
Die gedachte werkt hij verder uit, door kenmerken van categoriseringen te geven die mij doen denken aan de regels voor groupings van het piramideprincipe. In stap 4 geeft hij toepassingen, en ook dat is volgens mij gewoon puur piramide. Otten geeft van bestaande boeken en onderwerpen de logische structuur. Dat kan hij, maar dat kan volgens hem iedereen, als je maar onder andere geduld hebt en bereid bent je eigen mening los te laten.
Otten durft wel, met dat herordenen. Hij pakt een bestseller aan als Dit kan niet waar zijn, hij zegt hoe het in de politiek moet (p. 45):
Politici zouden alle feiten uit alle politieke richtingen in kaart moeten brengen, ordenen, logische conclusies moeten trekken en daar in rustig overleg consequenties aan moeten verbinden.
Hij herordent de DSM, lost het ‘laatste grote mysterie in de menswetenschappen’ op (p. 56), geeft een aanzet tot het antwoord op de vraag of God bestaat en tot het doorgronden van de essentie van het menselijk bestaan, een ’theorie van alles’ (p. 63).
Het boekje (69 pagina’s) eindigt met een overzicht van tips die een prima uitleg zijn van het piramideprincipe, al presenteert Otten het als meer dan dat, het ‘blootleggen van de code’.
Het fundamentele punt waarmee ik het oneens ben, en waarom ik dus ook denk dat dit allemaal helemaal niet zo veel meer is dan het piramideprincipe, dat zit hem in het tweede deel van het eerste citaat van hierboven:
De piramidemethode creëert slechts logische samenhang in wat de schrijver te zeggen heeft. Er ligt iets veel groters onder: een code in taal die blootlegt wat de werkelijkheid te zeggen heeft.
In mijn visie is die ordening juist niet in de werkelijkheid gegeven. Laat ik beginnen met twee simpele voorbeelden:
- Zijn tomaten groente of fruit? Tomaten groeien als fruit, maar we eten ze als groente. Daar is ooit een rechter aan te pas gekomen, want het maakte economisch uit (bepaalde heffingen ofzo). Dat laat meteen zien dat wat ‘logica’ is, ook met allerlei belangen te maken heeft.
- In een eigen voorbeeld van Otten, op p. 25, herordent hij een warrige structuur van oorzaken voor ziektes (denk ik – zijn voorbeelden zijn vaak te onvolledig om goed te kunnen beoordelen, het boek had wat langer mogen zijn), met twee kapstokken: lichamelijke en psychische oorzaken. Maar het onderscheid tussen lichaam en geest staat onder discussie (gebroken been, okee, maar lage rugpijn, depressie, chronisch vermoeidheidssyndroon?), en is sowieso een ‘erfenis’ van het Cartesiaanse denken, typische voor de Westerse verlichting en dus tijds- en cultuurafhankelijk. Die tweedeling is niet ‘de’ werkelijkheid, maar een theorie, een verhaal. Om het maar even scherp te zeggen: echte feiten zijn er buiten de natuurwetenschappen niet. Althans, dat geloof ik. Ik ben duidelijk veel minder positivisitisch dan Otten.
Categorieën zijn dus volgens mij niet in de werkelijkheid aanwezig, maar afhankelijk van mensen. Ik bevind me wat dat betreft in goed gezelschap, bijvoorbeeld van George Lakoff. De categorie die de titel vormt van zijn boek Women, fire and dangerous things is voor een bepaald volk knetter-logisch. Het hele punt van het boek is dat categoriseren afhankelijk is van onze geest, onze ervaring met de werkelijkheid, onze waarneming met onze (beperkte) zintuigen.
En zo is dus een logische structuur altijd afhankelijk van de maker ervan. Juist wel de samenhang van de schrijver (hopelijk wel gericht op de belangen van de lezer), niks werkelijkheid. Objectiviteit bestaat niet, het beste wat je kunt bereiken is intersubjectiviteit: met een aantal mensen bepalen hoe het. Het pirdamideprincipe leent zich bij uitstek voor dat samen nadenken. En dan kom je dus op een antwoord dat altijd relatief is, nooit absoluut. Het is afhankelijk van de hoofden van de meedenkers, hun per definitie beperkte kennis, hun eigen denkstrategieën.
Het is nooit af, de zoektocht naar antwoorden. Sowieso niet, maar die naar het bestaan van God en de essentie van het leven al helemaal niet. Gelukkig maar.