Afgelopen vrijdag was ik naar de Expertmeeting van het Netwerk Academische Communicatieve Vaardigheden. Ik vond het een geslaagde dag, om twee redenen, en die belicht ik in deze post.
Erg leuk vond ik in de eerste plaats de workshop van Kees Maat van Kriton, waarin we zelf ‘hands-on’ aan de slag gingen met een programma voor e-learning, ontwikkeld om accountants-in-opleiding betere auditrapporten te leren schrijven. Ik vond het een indrukwekkend programma waarmee een heel aantal deelvaardigheden geoefend kan worden. De leerders doen dat op maat: ze doen eerst een ingangstoets, kunnen dan oefeningen doen gericht op hun zwakke plekken, en dan krijgen ze een eindtoets. Het programma zit bovendien slim in elkaar, met van die kleine leuke dingen als dat de button waarmee je nadere uitleg kunt krijgen ‘hoezo?’ heet.
Mij zou de transfer naar het eigen schrijven zeer benieuwen, dus de vraag of ze van dit soort vooral technische en analytische oefeningen inderdaad zelf in hun dagelijkse werk beter gaan schrijven. Dat is iets wat bij Kees Maat ook hoog op de agenda staat, dus wordt vervolgd. In elk geval leren ze volgens mij van zo’n programma meer dan van alleen het lezen van een boek!
Ten tweede hoorde ik in de loop van de dag een aantal mensen dingen zeggen die ik zelf ook vaak zeg (of hier opschrijf) over dat de praktijk iets wezenlijk anders van schrijvers vraagt dan de universiteit/wetenschap/opleiding, en dat het nog niet zo makkelijk is om op dat gebied iets te doen in het academisch onderwijs. Ik vond dat een feest van herkenning, al dacht ik soms ook wel: zo zit het niet precies. Ik had vooral af en toe de indruk dat te veel dingen van ‘de praktijk’ op één hoop gegooid werden – dingen die misschien inderdaad vaak samen gaan, maar zeker niet samen móeten, en die ook beslist niet hetzelfde zíjn. Ik leg het uit.
In grote lijnen zou je het onderscheid tussen schrijven op de universiteit en in de praktijk kunnen karakteriseren aan de hand van een aantal tegenstellingen:
Universiteit – Praktijk
Lang en uitvoerig – Kort en bondig
Tot in detail – Op hoofdlijnen
Grondig onderbouwd – Kort door de bocht
Methodologische verantwoorden – Niet nodig (pragmatisch)
Lezer controleert kritisch – Lezer neemt op vertrouwen aan
Tekst (in Word) – Powerpoint, sliduments
Methodologische structuur – Piramideprincipe
Enzovoort.
Mijn indruk van vrijdag was dat vanuit de positie vóór het streepje, dus vanuit wetenschap, universiteiten en opleidingen, alles áchter het streepje op één hoop gegooid werd: schrijven in de praktijk is kort door de bocht, pragmatisch, op hoofdlijnen, in Powerpoint, en gestructureerd volgens het piramideprincipe. Of anders geformuleerd: áls het in Powerpoint is, dán is het ook kort door de bocht en piramidaal.
Anders gezegd: de academici die zich bewust zijn van het verschil tussen hun eigen omgeving en de buitenwereld (en dat bleken er gelukkig een heleboel), tvergroten dat verschil uit. Het dreigt zelfs een karikatuur van oppervlakkigheid te worden. Schrijven in de praktijk is echter veel diverser dan dat. De kenmerken achter het streepje komen samen voor, dat zeker, maar er is geen enkele reden waarom een Powerpointdocument niet heel grondig onderbouwd zou zijn, om maar iets te noemen. De afweging ‘moet ik mijn methode verantwoorden of niet’ is een heel wezenlijke.
De praktijk is niet noodzakelijkerwijs oppervlakkig. De wereld na het streepje is veel verscheidener en diffuser dan die vóór het streepje. Het is veel makkelijker hem te karakteriseren in termen van wat hij níet is, zoals bijvoorbeeld dat je niet schrijft voor een docent en een cijfer, dan van wat hij wél is. Het maakt nogal wat uit of je even snel iets op een rijtje zet voor een naaste collega of een eindrapport maakt van een maandenlang (= peperduur) project, voor het topmanagement. Schrijver en lezer kunnen in heel verschillende verhoudingen tot elkaar staan, en de kunst van goed zakelijk schrijven is volgens mij dat je die verhouding goed inschat, en je schrijven erop aanpast. Dat kan kort-en-bondig betekenen, maar ook wijdlopig en verantwoordend. In elk geval: je schrijft voor een ‘echte’ lezer, niet alleen om inhoudelijk de zaken op een rijtje te krijgen.
Als de rechterkenmerken allemaal altijd samen zou gaan, zou dan ook nog eens ethisch weerzinwekkend zijn. Stel je voor dat er in het bedrijfsleven beslissingen genomen zouden worden op alleen maar snelle, opppervlakkige stukken van drie of vier slides, dat zou écht niet goed zijn. En het is ook gewoon niet zo.
De hamvraag voor universiteiten is volgens mij: wil je studenten ook opleiden voor de praktijk, en zo ja, welk van de elementen uit het rechterrijtje wil je dan onderwijzen? Mij lijkt het in elk geval onbegonnen werk om studenten tegelijk beide rijtjes aan te leren – dat is alleen maar ontzettend moeilijk, en daar dreigt bovendien die karikatuur. En als je studenten veel of alles uit het rechterrijtje tegelijk laat doen, dan voldoet het niet meer aan de academische normen – kun je dat verdragen?
Die laatste vraag is voor mijzelf komende week actueel, want ik heb mijn Groningse studenten gevraagd om hun eindverslag van het piramideprincipecollege piramidaal en bondig op te schrijven – maar zonder dat het daarmee kort door de bocht onderbouwd of anderszins oppervlakkig wordt. Ik ben benieuwd in hoeverre dat gelukt is, en ik ga daarvan natuurlijk hier verslag doen!
Zie ook deel 2 hiervan, morgen, met nadere consequenties voor praktijk en opleiding.