Inspirerende tips, voor het Engels weliswaar, maar de meeste ook toe te passen in het Nederlands: 12 tips for eliminating unnecessary words (via @Tekstblad).
Maandelijkse archieven: december 2011
Proefpersonen gezocht!
De taalwetenschap een stapje vooruit helpen? Doe mee: http://www.onderzoekbijbelsenamen.nl/
We zijn een advies
Leuk: onze lezing van donderdag wordt als één van de vijf adviezen genoemd op Tekstblog: http://www.tekstblog.nl/viot-dag-2-5-adviezen-voor-betere-communicatie/
VIOT-tips (2)
Gister nog een dag naar het VIOT-congres geweest. Zelf gepresenteerd, samen met Marit en Eveline, en dat ging prima: het was druk, het liep goed, boel leuke en interessante reacties, dus aardige discussie naderhand. Met veel mensen gepraat ook. Naast vakgenoten kwam ik ook veel bekende studenten tegen: naast de Groningse ook vooral overal Leidse, die ik nog ken van de vakken die ik daar vorig jaar ken. De Leidse studenten Nederlands waren namelijk massaal ingezet voor alle mogelijke hand- en spandiensten tijdens de conferentie, dat was wel gezellig dus.
Maar goed, de praktische zaken – waar had een schrijvende professional wat aan? Ik ben naar een lezing geweest van Margreet Onrust over het gebruik van hyperbolen in columns. De conclusie was niet zo heel opzienbarend: tussen individuele columnisten is daarin meer verschil dan tussen de twee subgenres van de persoonlijke of literaire column enerzijds, en de maatschappelijke of polemische anderzijds. De discussie na afloop deed bij mij wel een lampje branden. Onrust concludeerde namelijk dat door preciezer te kijken naar de stijl van columnisten het ook makkelijker wordt voor onervaren columnisten om die stijl af te kijken en na te doen – iets wat ik ook altijd aanraad: kijk goed hoe andere, goede schrijvers het doen.
Maar, zei iemand anders, het is toch juist aantrekkelijk als je als columnist je eigen stijl hebt? Een krant neemt niet twee columnisten aan van wie de stijl op elkaar lijkt. ‘Hmm,’ dacht ik, ‘daar zit wat in.’ Maar Onrust bracht daar weer tegenin dat ze bij het adviseren over de stijl van columns natuurlijk niet denkt aan een tweede Martin Bril of Aaf Brandt Corstius, maar aan de hobby-columnist van het bedrijfs-, personeels-, of verenigingsblad, of van het eigen weblog. Die kunnen er wél wat aan hebben. En dat lijkt me terecht! Zo lang je het grote landelijke dagblad nog niet gehaald hebt, mag je de kunst heus wel afkijken.
Verder zat er aan het eind van de dag een duidelijk hoogtepunt door de presentatie van Eveline Pollmann – ook betrokken bij mijn presentatie, maar nu sprak ze over de resultaten van haar onderzoek naar de effectiviteit van schrijftrainingen in organisaties (dat ze deed in het kader van een stage bij Schouten & Nelissen, waar ik tot een paar jaar geleden voor gefreelancet heb, en dat is ook weer niet toevallig). Gek genoeg is zulk onderzoek er nauwelijks, en wat er is, is al oud en niet bijster positief. Ook Evelines resultaten zijn niet onverdeeld reden tot genoegzaamheid: zij vond wel degelijk effect, maar voor een deel is dat te verklaren doordat zij door haar onderzoek de deelnemers langer ‘bij de les’ hield.
Ik hoorde in Evelines verhaal een boel dingen die ik herkende, en die ik op dit weblog ook al vaker heb geroepen. Hier komen de belangrijkste conclusies:
- Beter schrijven vergt langdurige aandacht; het is niet iets wat je met een training van een (halve) dag bereikt. Het heeft een lange doorlooptijd waarin vooral regelmatige feedback zinvol is.
- Beter schrijven vergt ook inbedding in de organisaties: doe het samen met de hele afdeling, zorg dat de leidinggevende betrokken is, enzovoort.
- Een groeps-schrijftraining doet wel wat op het gebied van structuur en schrijfaanpak, maar niet van stijl. Het lijkt zinloos om op een training aandacht te besteden aan ‘vermijd het passief‘ en ‘schrijf geen jargon’. Stijl lijkt sowieso niet het grootste probleem in de praktijk, en het verbeteren ervan is intensief maatwerk.
Als Eveline helemaal klaar is, hoop ik nog een keer met haar verder te praten over haar resultaten en aanbevelingen. Daar horen jullie ook weer over natuurlijk!
Prezi niet voor perfectionisten
Gisteren heb ik, samen met de Groningse studenten Marit en Eveline, voor het eerst gepresenteerd met Prezi. Ik heb me een paar weken geleden de grondbeginselen door Marit en Eveline laten uitleggen, er toen zelf wat mee gefröbeld, en eerder deze week de presentatie die samen (met ook nog Jan erbij) hadden ontworpen en die zij hadden gemaakt, overgenomen om nog wat puntjes op de i te zetten.
Dacht ik.
Maar bij Prezi willen de puntjes niet op de i. En dat is een grote domper op de vreugde – de vreugde die er nog steeds wel is, want ik blijf erbij dat het in Prezi mogelijk is een samenhang te verwezenlijken die in Powerpoint onmogelijk is (zie mijn eerste indruk). Maar er zijn ook een aantal dingen níet mogelijk die vooral de perfectionist in mij zeer verontwaardigen: het is lastig tot onmogelijk de presentatie tot in detail af te werken. Wat er bijvoorbeeld niet kan, is:
– Cursief lettertype (en er zat een titel van een boek in de presentatie).
– Letters overal even groot krijgen door simpelweg de fontgrootte in te vullen ergens – alle formaten zijn relatief, een gevolg van in- en uitzoomen, en het lijkt erop dat de beginwaardes ook wel verschillen (ofzoiets), waardoor ze zelfs met netjes zoomen niet gelijk te krijgen zijn.
– De precisie die Powerpoint kent bijvoorbeeld door het uitlijnen en de verbindingslijnen, waardoor lijntjes precies op elkaar aansluiten, ontbreekt. Je krijgt dan dus zoiets:
Dat kon er voor gisteren beslist mee door, maar toch: aargh! De lijntjes ‘landen’ niet precies en de bovenkanten van de onderste vakjes zijn niet gelijk. Een perfectionist moet echt niet met Prezi aan de slag!
VIOT-tips (1)
Vanmiddag was ik naar het VIOT-congres, de driejaarlijkse bijeenkomst van taalbeheersers (vooral onderzoekers). Aantal aardige dingen gehoord, maar eigenlijk maar één presentatie met een directe link naar mijn praktijk, en dat is een geruststellende: het publiek vindt het helemaal niet zo erg als je als presenteerder eens een foutje maakt. En of je dat nou probeert te repareren met lachen om jezelf (zelfspot) of niet, dat maakt ook niet uit, dus als dat niet je stijl is – geen probleem.
Het ging om fouten als: je bent aan het presenteren en dan rinkelt je telefoon. Grapje: ‘Oh, da’s zeker m’n baas die wil checken of ik wel echt aan het werk ben’. Maakt dus allemaal niet uit, niet voor je geloofwaardigheid als spreker en de interessantheid van je verhaal (tenminste, niet in dit onderzoek, van Koren, Wackers en De Jong). Scheelt weer in de presenteer-zenuwen!
Morgen ga ik nog een dag, dan presenteer ik zelf ook, en zal ik natuurlijk ook weer met tips voor de praktijk terugkomen!
En oja, maar één uit zeven presentaties praktisch relevant? Ja, voor mijn soort praktijk dan, hè, gericht op schrijvende en presenterende professionals. En uit de keuze van zeven die ik had gemaakt. Ik ben benieuwd of de oogst morgen rijker is.
Net uit: Tekstbladcolumn
Net uit, de nieuwe Tekstblad, met daarin een column van mij die gebaseerd is op de interviews met zakelijke lezers van september, zie dit bericht en de trackbacks.
Dubbele ontkenning niet onnodig
Kort achter elkaar hoorde ik mensen mopperen over dubbele ontkenningen. Zo van dat ‘niet onaardig’ hetzelfde betekent als ‘aardig’, en wel zo simpel. Enerzijds is die gedachtegang logisch, zeker als je wiskundig denkt: twee keer min is plus. Anderzijds is taal geen wiskunde, en speelt er bij taal veel meer een rol dan simpelweg de logische betekenis.
Bij dubbele ontkenning speelt dat ‘veel meer’ een rol. Als je zegt ‘hij is aardig’, dan zeg je recht-toe-recht-aan dat hij aardig is. Maar als je zegt ‘hij is niet onaardig’, dan kun je je dat als volgt voorstellen:
Er zijn mensen die hem onaardig vinden. Ik ben het daar niet mee eens.
Dit wordt wel polyfonie genoemd: het is alsof er in ‘hij is niet onaardig’ twee stemmen te horen zijn, eentje die beweert dat hij onaardig is, en de stem van de spreker die dat ontkent.
Meer in het algemeen roept niet op wat het ontkent. Dat is een bekende – denk níet aan een roze olifant…. en waar denk je dan juist aan? Zelfs opvoeders weten het al, heb ik begrepen: zeg niet dat een kind iets niet mag doen, maar herformuleer het positief, zonder niet. Want als je zegt ‘niet vervelend doen tegen je zusje’ roep je dat vervelend doen juist op.
‘Niet onaardig’ roept dus een wereld op waarin die onaardigheid er wel is, of zou kunnen zijn. Het is dus een complexere uitspraak dan ‘aardig’, en dat kan soms nodig of nuttig zijn. Risico is natuurlijk wel dat de zin in zijn totaliteit te complex wordt, of dat die andere stem, andere wereld die je oproept er eentje is waar de lezer geen weet van heeft. Dat geldt bijvoorbeeld nogal eens in teksten waar veel input op is geweest. Eén van de input-gevers geeft gezegd dat de gekozen oplossing ‘ongeschikt’ is, en dan staat er later in de tekst dat die oplossing ‘niet ongeschikt’ is. Maar de lezer heeft geen weet van de ongeschiktheid, en kan die tweede stem dus niet plaatsen. Dan is ‘geschikt’ beter op zijn plaats.
Dus: niet zomaar gebruiken, die dubbele ontkenningen, maar ook niet nooit, dat hoeft niet!
De NS staart talig navel
Vorige maand had ik het al over het opmerkelijke taalgebruik van de NS. Vandaag wil ik er graag nog wat aan toevoegen. Niet zozeer omdat dit blog bedoeld is als NS-bashing, maar meer omdat ik het fraaie voorbeelden vind van hoe een bedrijf talig kan gaan navelstaren en z’n eigen terminologie opdringt aan klanten (reizigers, in dit geval). Klant-/reizigergericht schrijven is iets anders.
Het begon vandaag met iets wat leek op wat ik in mijn vorige post signaleerde. Ik stond de gele borden met vertrekinformatie te bestuderen. Het viel me op dat het begrip stoptrein niet meer bestaat: alles is intercity óf sprinter. Klinkt stoptrein te sloom? Maar het drukt wel uit wel wat het is: een trein die overal stopt. Sprinter klinkt vooral snel, en dat is verhullend en misschien zelfs onduidelijk.
Vervolgens ging ik mijn Voordeelurenkaart verlengen. Zo zou ik het zeggen, maar in NS-speak heet dat ‘bestelling ophalen’. Tenminste, die optie moest ik kiezen bij de automaat. Ik heb bij mijn weten nooit wat besteld; de kaart loopt gewoon door. Dus dat is een voorbeeld van intern gericht taalgebruik dat niet aansluit bij hoe reizigers praten en denken.
Nadat ik op ‘bestelling ophalen’ had gekozen, werd het echter nog een graadje erger. Er verschenen vier dingen op het scherm, waarvan ik er één rechtstreeks in verband kon brengen met wat ik wilde – daar stond iets van ‘Voordeelurenabonnement activeren’ ofzoiets. De andere drie dingen snapte ik niet, en vond ik zelfs enigszins verontrustend: er iets bij als ‘Reizen op saldo de-activeren’ – wat ik niet wilde. Eronder stond gelukkig ‘Reizen op saldo activeren’, maar toch… Een keuze maken kon ik niet, dus op hoop van zegen maar op ‘Volgende’ gedrukt.
Ik geloof dat het goed is gegaan. Maar toch. Het kan best zijn dat het systeem vier dingen heeft moeten doen om mijn kaart te verlengen, waaronder ‘reizen op saldo’ eerst de-activeren en daarna activeren, maar ik hoef dat allemaal niet te weten. Ik kon toch niet kiezen, en voor mij was maar één ding van belang: dat ik weer met korting kon reizen. Het lijkt erop dat hier het systeembelang geldt boven de begrijpelijkheid en duidelijkheid voor mij als reiziger.
Jammer. Klantgerichtheid zit hem ook in formuleringen en woordkeuze.
Net uit: 2 mini-columns
In Oase Magazine 4 nummer 3, over hoe sommige mensen zelfs op recreatief niveau de boel bedonderen bij sport (stukje in de metro doen bij de marathon), en over hoe je van sporten ‘lekker moe’ kunt worden.