Ik geef op dit moment een vak aan eerstejaars studenten Nederlands over het schrijven van wetenschappelijke teksten. Ze moeten dat zelf ook doen natuurlijk: een ‘nota’ schrijven. Thema daarvan dit jaar is wel toepasselijk: de nota’s moeten een doortimmerd betoog bevatten over het thema ‘ze kunnen niet meer schrijven tegenwoordig’.
Daarmee wordt bedoeld het klagen van de oudere generatie in het algemeen en het hoger onderwijs in het bijzonder over het gebrek aan schrijfvaardigheid van de generatie van, zeg, 16 à 20. Is het nou echt zo dat ‘ze’ niet meer kunnen schrijven tegenwoordig, en zo ja, hoe komt dat dan en wat is eraan te doen, en zo nee, wat is er dan wel aan de hand, enzovoort: het thema biedt allerlei aanknopingspunten voor een pittig betoog.
Ik heb de afgelopen weken de eerste versies nagekeken en van feedback voorzien. Ik was natuurlijk zelf benieuwd of ‘ze’ nog wel konden schrijven eigenlijk. Welnu, ik gaf ongeveer hetzelfde vak vier jaar geleden, en in vergelijking daarmee deed deze groep het beter: net iets meer studenten haalden meteen bij de eerste versie al een voldoende. Dat is niet representatief, natuurlijk, want het is een ander thema en een iets andere aanpak, en het zou ook kunnen dat ik minder kritisch geworden ben, maar toch, het is een indruk.
Het enige wat ik wel minder goed vond, was de toepassing van de wetenschappelijke conventies rond verwijzen, bronvermelding en bibliografie. Dat zou kunnen komen doordat het onderwijs in het eerste jaar in het algemeen iets is veranderd, en dat is studenten niet aan te rekenen, vind ik, het is iets wat heel specifiek is voor de wetenschap en wat eerstejaars dus simpelweg moeten leren. Dat was dus kennelijk nog niet voldoende gebeurd; in 2007 wel. Ik heb er een extra werkcollege aan besteed, en ik heb er alle vertrouwen in dat dit wel goed komt in de tweede versie.
Wat ik opvallend goed vond, was de breedte van de onderwerpskeuze, het retorische karakter (dus niet beschrijven, maar betogen, met een eigen standpunt als antwoord op de probleemstelling, en argumenten die dat standpunt onderbouwen) en de voorbeelden. Ik denk dat ik daaraan kon merken dat het een onderwerp is dat de studenten na aan het hart ligt: ze schrijven als het ware over zichzelf, over de taalvaardigheid van hun eigen generatie.
Maar ook kan het zijn dat er iets te zien is van wat veel studenten in hun nota’s aandroegen: het kan weliswaar zo zijn dat ‘de jeugd van tegenwoordig’ zich minder aantrekt van de officiële taalnormen en dus bijvoorbeeld meer spelfouten maakt, smiley’s gebruikt en ‘hun hebben’ zegt, maar die jeugd schrijft wel veel meer dan vroeger en vertoont daarin zowel creativiteit als publieksgerichtheid – dat alles dankzij de nieuwe media. Vroeger schreven scholieren omdat het moest, bij Nederlands; tegenwoordig krabbelen ze op Hyves, sturen ze elkaar om de haverklap SMS’en en tweets (waardoor ze bondig leren formuleren) en houden ze een weblog bij – omdat het leuk is, en omdat ze gelezen (willen) worden.
Jaaaa, zeggen veel ouderen, maar je wilt niet wéten hoe slecht dat allemaal geschreven is. Oja? Het is anders, maar het is niet slecht. Het voldoet toch – ze kunnen ermee communiceren. En uit onderzoek blijkt dat jongeren de verschillende communicatieve situaties goed uit elkaar kunnen houden: ze beseffen dat ze in een opstel geen SMS-afkortingen moeten gebruiken. Het is alsof ze meerdere schrijftalen beheersen. In de nota’s dus heus geen smileys, afkortingen als ff of andere ‘moderne’ verschijnselen.
Wel zag ik spelfouten; gemiddeld te veel naar mijn smaak – voor Neerlandici dan. Een aantal studenten zal daar zeker nog aan moeten werken, en niet voor niets betoogden enkele nota’s dat het schrijfonderwijs op basis- en middelbare school wel beter zou kunnen. Ook vond ik sporen van taalverandering, zoals de voor mij ongrammaticale volgorde ‘echter is het zo dat…’ (voor mij moet dat zijn ‘echter, het is zo dat…’ of, liever ‘het is echter zo dat…’)
Ik heb me met het nakijken van de nota’s goed vermaakt. Het is een onderwerp dat mij bezighoudt, het totaal van de nota’s is inhoudelijk heel rijk. Op een aantal inhoudelijke zaken kom ik nog wel terug, en ik ben aan het nadenken over of er meer mee te doen zou zijn dan alleen weblogstukjes. Wordt dus vervolgd!