Op een informele bijeenkomst van vrouwelijke ondernemers hoorde ik één van de aanwezigen klagen over Powerpoint. Sinds ze dat programma moest gebruiken bij haar trainingen en prsentaties, had ze er geen lol meer in. Twee dingen schoten door mijn hoofd om meteen te zeggen: “Doe het dan zonder; Powerpoint moet helemaal niet” en “Hoezo?”. Ik vermoedde ook meteen dat het gevoel van ‘moeten’ afkomstig was uit nadoen wat iedereen doet.
Ik begon maar met mijn ‘hoezo’-vraag. Kern in het antwoord was dat deze presenteerder zich met een stapel sheets en een overheadprojector vrijer en flexibeler had gevoeld. Ze trok gewoon de sheet uit de stapel die ze op dat moment passend en nodig vond. Met Powerpoint liet ze zich meer bepalen door de vooraf bedachte volgorde en inhoud. Ze volgde in haar verhaal de dia’s, in plaats van andersom.
Bovendien had ze recentelijk te maken gehad met technische problemen, die voortkwamen uit de verschillende Office-versies. Toen ze noodgedwongen zonder Powerpoint optrad, was de feedback geweest dat het ‘rommelig’ was.
Als vervolg daarop kwam er een aap uit de mouw: ze maakte haar presentaties vooral als geheugensteun… voor zichzelf. Toen zei ik dat ze dan net zo goed een handgeschreven spiekbriefje voor zich kon leggen: een geheugensteun is prima, maar val er je publiek niet mee lastig. Wat je projecteert, hoort wél op het publiek gericht te zijn. Als Powerpoint al ‘moet’ (wat niet zo is), dan ‘moet’ het voor het publiek, niet voor jezelf. Er viel bij haar een kwartje.
Inderdaad klopte wat ik vermoedde: dat het gevoel van ‘moeten’ afkomstig was uit het nadoen van de grootste gemene deler: iederéén presenteert tegenwoordig met Powerpoint, dus je kunt niet meer zonder aankomen toch? Dan vertel ik altijd maar dat ik regelmatig mensen vraag herinneringen op te halen aan de presentatie die ze als publiek hebben bijgewoond die ze zich het beste herinneren. Als ik dan vraag waarom die presentatie zo’n indruk heeft gemaakt, zeggen ze nooit spontaan: ‘Vanwege de geweldige Powerpoints!’ (Tegenwoordig zeg ik trouwens ook wel eens: ‘Echte leiders gebruiken geen Powerpoint. Denk maar aan Obama’. Werkt ook.)
Verder pratend kwamen we uit op de tweede aap: ze gebruikte alleen tekst op haar sheets, omdat ze ‘een hekel had aan de toeters en bellen van Powerpoint’. Alsof de keuze is óf toeters en bellen óf alleen tekst. Mijn reactie: als je alleen maar tekst gebruikt, laat je de kracht van Powerpoint onbenut. Maar goede beelden kiezen is een hele klus.
Verder praatten we over waar het volgens mij in wezen omdraait: wat wil je bereiken met je publiek? Daarin horen bij een presentatie interactie en betrokkenheid een rol te spelen, anders hoef je niet te presenteren. Pas als je weet wat je wilt bereiken, kun je gana nadenken over de manier waarop je dat het beste kunt gaan doen. En pas nog een paar stappen verder kun je je af gaan vragen: past een Powerpointpresentatie daarbij? En zo ja, welke? En hoe gebruik ik die dan zo dat het presentatiemateriaal werkt voor mij in plaats van andersom?
Met de laatste vragen hoop ik deze onderneemster binnenkort verder te helpen. Ik hoop nu al dat ik het Powerpoint-juk op haar schouders wat lichter heb gemaakt.