Interessant berichtje, met zelfs een link naar de hele scriptie: http://www.schrijvenonline.org/nieuws/onderzoek-computerschrijvers-pauzeren-langer-en-vaker Korte samenvatting: met de pen of de computer schrijven maakt voor de tekstkwaliteit niet uit, wel voor de hoeveelheid pauzes.
Maandelijkse archieven: april 2010
Ik
Eén van die ‘onderzoekers’, dat ben ik. Ik ga iets vertellen over wat ik een tijd geleden ook al eens hier op dit blog aanstipte: het probleem van het gebruik van het woord ik in zakelijke brieven. Wie weet levert het nog wat op, mijn praatje en/of de andere. Zo ja, dan post ik erover op dit blog!
Edit, later: zie ook deze aankondiging met programma.
Spaghetti
In de NRC van vandaag gaat het er ook al over: de spaghetti-Powerpointslide van het Amerikaanse leger over hun aanpak in Afghanistan, ook voor die krant een mooie gelegenheid weer eens aan wat Powerpoint-bashing te doen. Ik zou daar graag ’t een en ander tegenin brengen, maar ik heb net een paar knetterdrukke dagen met heel weinig gewoon achter-het-bureau-tijd. Vandaar dat ik het me makkelijk maak, en verwijs naar een ander blog. Daar is de slide te zien, en ook wat ter verdediging ervan.
En nu ga ik koken! Nee, geen spaghetti…
Want omdat doordat aangezien
De afgelopen weken kon ik steeds na het methodencollege het praktische advies uit het in die week behandelde artikel hier presenteren. Deze week lukt dat echter niet. We bespraken een artikel van Mirna Pit over de vier ‘causale connectieven’ (zoals dat heet) uit de titel van deze post. Want wanneer gebruik je want en wanneer (en waarom) omdat, om maar één keuzemogelijkheid te noemen?
De ‘gemakkelijke’ antwoorden daarop voldoen niet; anders gezegd: er is nog geen uitleg die het verschil tussen die twee woorden sluitend verklaart. In het artikel dat wij lazen, wordt een (tamelijk ingewikkelde) poging gewaagd in termen van ‘subjectiviteit’.
Maar daar heeft een taalgebruiker niets aan. Voor moedertaalsprekers is de afweging sowieso geen problematische. Voor leerders van het Nederlands als vreemde taal kan dat wel zo zijn. Maar dan is Pits uitleg te ingewikkeld.
En dan? Nou, je kunt erover twijfelen of het artikel dan nog wel taalbeheersing is, want die Letteren-discipline zou toch gericht moeten zijn op het oplossen van problemen die met talige communicatie te maken hebben. Nou is daar soms fundamenteel onderzoek voor nodig, dus het is niet ‘fout’ als een taalbeheersingsartikel eens niet zo praktisch is. Maar wel jammer voor dit weblog. Want geen tip vandaag.
Teloorgang van lidwoord
Aardig stukje in Volkskrant van vandaag: http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/5627/Wen_maar_vast_aan
Maar…. ik ben nog niet overtuigd. Dat over me moeder lijkt mij er niet op te duiden dat voornaamwoord verdwijnt; het is volgens mij spellingprobleem. Er is in spreektaal niet of nauwelijks hoorbaar verschil tussen me en m’n. Sowieso gooit ze in dat gedeelte te veel op één hoop. En ik wil data, niet alleen persoonlijke observaties! Theorie dat probleem in keuze van juiste lidwoord tot verdwijnen ervan leidt kan ik ook niet koppelen aan andere taalkundige theorieën.
Maar voor zekerheid oefen ik vandaag alvast in schrijven zonder lidwoorden.
Verschenen: mini-columns en fragment Afzien voor Beginners
Net uit: Oase Magazine jaargang 2, nummer 5, met daarin de vijf mini-columns (levensbeschouwelijke over sport) die ik schreef over de Olympische Spelen. Sterker nog: ik schreef ze in Vancouver! Bovendien bevat deze aflevering een artikel over mijn boek Afzien voor Beginners met daarin een fragment uit hoofdstuk 2.
Besluiten in vergaderingen
De meeste mensen vinden vergaderen niet het leukste onderdeel van hun werk, terwijl ze er wel veel tijd mee kwijt zijn – wel een kwart van hun werktijd! Vandaar dat het interessant is als een taalbeheerser zich over zakelijke vergaderingen buigt. Dat deed Marjan Huisman en ze publiceerde er in 2000 haar proefschrift Besluitvorming in vergaderingen. Organisaties, interactie en taalgebruik over. We bespraken dat boek gister op het taalbeheersingsmethoden-college waarvan ik elke week voor dit blog de praktische tips geef.
Alleen… als je Besluitvorming in vergaderingen leest met de verwachting dat je ervan leert hoe je nooit meer te lange en vervelende vergaderingen hoeft uit te zitten, kom je bedrogen uit. Huisman geeft geen pasklaar recept voor hoe je het beste kunt vergaderen, geen snelle tips & tricks. De beste manier van vergaderen verschilt namelijk per organisatie, omdat hij afhangt van de cultuur en de normen van de organisatie. Wat in de ene organisatie goed werkt, mislukt daarom in de andere.
Wat wel werkt, is de vergaderaars bewust laten worden van hun vergadergedrag door ze te laten kijken naar video-opnames of transcripten van vergaderingen (een gedetailleerde manier van uitschrijven van wat er gezegd wordt). Daar kan de gespreksanalyse, de tak van de taalbeheersing waar Huisman een representant van is, een rol in spelen. Maar niet als alwetende adviseur die zegt hoe het moet. De verbetermogelijkheden komen voort uit de reflecties van de vergaderaars zelf. De taalbeheerser speelt daarin een begeleidende rol.
Eén van de dingen waar vergaderaars zich dan wellicht bewust van kunnen worden, is het vluchtige karakter van besluiten. Mensen denken aan besluiten als aan concrete, bijna tastbare ‘dingen’ die je meeneemt als je de vergadering uitloopt. Maar uit Huismans onderzoek blijkt dat ze veel lastiger te ‘grijpen’ zijn dat dat. Ze noemt ze ‘virtuele toekomstige realiteiten vervat in taal’.
Ik las Besluitvorming in vergaderingen bijna tien jaar geleden, en sindsdien is me heel vaak opgevallen dat mensen in een vergadering gaan knikken, dat er een gevoel van overeenstemming is en een beweging naar afsluiting en het volgende punt, zonder dat echt heel glashelder is wát het genomen besluit is. Nooit wordt er expliciet gezegd: ‘Okee, we besluiten dus:’ en dan het letterlijke besluit. Het besluit hangt meer in de lucht dan dat het concreet is. Met alle risico’s op onduidelijkheden van dien. Soms, als ik denk dat het belangrijk is, vraag ik dus maar: ‘En wat besluiten we nu precies?’
Met andere woorden: de bewustwording heeft op mij wel enig effect gehad. En wie ook zoiets wil: Marjan Huisman werkt tegenwoordig als adviseur op het gebied van gesprekken en interactie. Ze begeleidt organisaties bij het ontwikkelen van een communicatiestijl die past bij de mensen en bij de taak.
Meer informatie op www.twinc.nl, en ook al is het bijna tien jaar terug, er is nog een aardig stukje te vinden op internet uit de tijd van Huismans promotie.
Nieuwe tekstsoorten
De afgelopen weken heb ik in rap tempo geoefend met twee tekstsoorten die in meer of mindere mate nieuwe voor me waren.
De eerste daarvan is het persbericht. Geen echt nieuwe tekstsoort, maar ik had er al jaren niet veel meer geschreven en nog nooit eerder zo veel als vorige maand, rond het verschijnen van Afzien voor Beginners. Ik had, zoals ik ook al lang niet meer had gedaan, een heel communicatieplan uitgewerkt met tien verschillende doelgroepen, per doelgroep een aantal media, en per medium een apart persbericht met daarin het nieuwswaardige voor de beoogde doelgroep op een prominente plek. Dat waren een boel persberichten in één keer, dus, en tegelijkertijd zijn we ook nog bezig met mijn fietsvereniging om publiciteit te zoeken.
Allemaal met goed gevolg, trouwens: er is al heel wat publiciteit rond het boek geweest en afgelopen vrijdag verscheen een (wat eigenaardig opgemaakt) artikel in de Delftse Post over de fietsclub. En van één tijdschrift dat besloot niets met Afzien voor Beginners te doen, kreeg ik wel een reactie waarin stond dat mijn persbericht zo concreet was!
De tweede tekstsoort is echt nieuw voor me: de boekopdracht, het kleine, handgeschreven tekstje dat de schrijver voor in het boek zet bij het signeren. Dat genre heb ik in rap tempo ontwikkeld. Ik schrijf er alleen maar wat in als ik de lezer persoonlijk ken, anders houd ik het bij naam en datum. ‘Veel leesplezier’ krijg ik niet uit mijn pen.
Als ik de lezer wel persoonlijk ken, is het een kwestie van hetzelfde type vaardigheden als die ik voor columns heb ontwikkeld: eigenlijk kun je overal over schrijven. Als je het maar aandurft om elke vage gedachte serieus te nemen en uit te werken. Het gaat vooral om iets niet doen, namelijk elk idee meteen afkraken als ongeschikt.
Op een cursus columns schrijven heb ik ooit 500 woorden moeten schrijven over een wc-gebouwtje. En ja, dat is mogelijk, zo leerde ik. Dat is precies de kunst van creatief schrijven, zo begreep ik toen – en die kunst pas ik nu toe als ik Afzien voor Beginners signeer. Zo’n boek geeft zelfs veel meer aanknopingspunten dan een wc-gebouwtje!
Reacties weg
Bij het modereren van de 97 spam-reacties van afgelopen weekend (zucht… moet ik toch eens wat aan (laten) doen) heb ik per abuis een paar ‘echte’ reacties van de afgelopen maanden gedelete. Mijn excuses!
E-tekst?
De laatste tijd is me een aantal keren gevraagd wat ik vind van de e-reader en het e-book. Korte antwoord: ik weet het nog niet. Als iemand die met teksten, schrijven en boeken in de weer is, vind ik dat ik er wel van op de hoogte moet zijn. Ik lees er dus over en heb de e-readers inmiddels ook gesignaleerd, maar nog niet van dichtbij gezien, laat staan meegemaakt.
Wat ik erover lees, gaat nog alle kanten op: van grote gevaren en bedreigingen (vooral voor het honorarium van de schrijvers en de winsten van de uitgevers) tot reusachtige en revolutionaire kansen. Het is nog helemaal niet uitgekristalliseerd dus en ik denk vooral: zo’n vaart zal het allemaal niet lopen. Het lijkt erop dat de gadgets elkaar in steeds hoger tempo opvolgen, en wat ervan echte ‘blijvertjes’ zijn, zal de tijd moeten leren. Vooralsnog denk ik toch heel vaak: bij de Apples en Sony’s van deze wereld kunnen ze hun lol niet op.
Wat mij doet twijfelen aan de bestendigheid van deze ‘revolutie’ is de neiging die ik in de zakelijke communicatie zie om juist alles nog eigenlijk heel traditioneel te doen. En traditioneel is: op papier. Al meer dan tien jaar hoop ik erop dat ik eens mee kan schrijven aan, of al is het maar denken over, een ‘e-rapport’. De inhoudelijke, hiërarchische manier van structureren die ik bepleit voor adviesrapporten is uitermate geschikt voor hypertext – ook hiërarchisch, en met inhoudelijk verwijzende hyperlinks. Volgens mij zou je daarmee de lezer een grote dienst bewijzen. En dan zou het ook nog mogelijk zijn om een multimediaal rapport te maken, compleet met beeld én geluid.
Dan lever je dus geen boekje, maar een CD af bij je opdrachtgever, of een website. Dat is nooit gebeurd – niet in mijn bijzijn althans. Een rapport is nog steeds iets op papier, dat lineair gelezen wordt, met hoofdstukken en paragrafen, van kaft tot kaft. En als de eindpresentatie eens anders is, in de vorm van een Powerpointpresentatie bijvoorbeeld, wat wil men dan? De handout. Op papier. Ringbandje erdoorheen – en zo is het ook weer bijna gewone tekst. Ik heb nog nooit enige behoefte aan een ‘e-rapport’ waargenomen. (Terzijde: eigenlijk is de enige ‘revolutionaire’ verandering die ik heb gezien in het rapporteren de opmars van Powerpoint geweest, niet alleen als visueel hulpmiddel bij presentaties, maar ook als middel om in te schrijven, om een papieren rapport mee te maken dus.)
Daarbij komt: de meeste mensen die ik ken, die ik erover gesproken heb, houden van het fysieke product boek. Een e-reader is dan iets voor ernaast, om een hele stapel boeken mee te kunnen nemen op vakantie. Maar niet iets dat in plaats van ‘echte’ boeken komt.
Maar misschien worden we wel gewoon oud. Onze liefde voor de platen- en later CD-hoes is de huidige jongere gerenatie van MP3-luisteraars ook al vreemd, begrijp ik…