Afzien voor beginners
Met een grote groep op de fiets door Afrika
Louise Cornelis

Afzien voor beginners - Bijlagen - FAQ

  1. Wat heb je gedaan als training voor de Tour d'Afrique? (met een deel over het fietsen en een deel over wat ik deed om van hardnekkige rugklachten af te komen)
  2. Wat voor fietsen hadden jullie?
  3. Hoe voorkwamen jullie lekke banden? (We hadden er namelijk samen ... nul!)
  4. Wat waren al die nauwgezette voorbereidingsmaatregelen op gezondheidsgebied (zie hoofdstuk 1)?
  5. Wat deden jullie tegen zadelpijn?
  6. Hoe hadden jullie het met je werk geregeld om zo lang weg te kunnen?
  7. Wat aten jullie in het kamp?

Vraag 1. Wat heb je gedaan als training voor de Tour d'Afrique?

Ik trainde natuurlijk voor het fietsen, maar ook nog eens apart om mijn rug en bovenlijf te versterken. Samen kwam dat neer op 5 keer trainen per week, minstens 8 uur - en er waren weken bij van nog veel meer uren fietsen. Normale weken bestonden uit twee fietstrainingen, gym (bodyshape) en/of zwemmen en een gang naar de sportschool voor spinning plus fitness. Ik bracht dat allemaal alleen maar op omdat de Afrika-reis een stok achter de deur was... Het meeste heb ik ook wel leuk gevonden. En het effect op vooral mijn rug was groot. De reis was een goede stok achter de deur om eindelijk eens mijn sluimerende maar wel steeds erger wordende rugklachten aan te pakken. Met succes. Hieronder daarover meer, maar eerst over het fietsen.

A. Fietsen

Uitgangspositie

Ik fietste al jaren, had dus een goede lange-duurconditie en sterke benen. Om een idee te geven voor de kenners: mijn vermogen rond mijn omslagpunt lag rond de 240 Watt, ofwel bijna 4 Watt/kilo lichaamsgewicht (klimvermogen - daarmee kom je in ongeveer een uur de Alpe d'Huez op); mijn maximale vermogen gemeten volgens protocol op een fietsergometer: 315 Watt. Ik had in die eerdere jaren als persoonlijke afstands- en duurrecords dingen gedaan als de Marmotte (180 kilometer over vier Alpencols), Luik-Bastenaken-Luik (240 kilometer in de Ardennen), en een rondje Zuiderzee (320 kilometer vlak), goed voor 10 uur (de eerste twee) en 12 uur (rondje Zuiderzee) netto fietstijd. Een enkele keer reed ik iets op snelheid, een koppeltijdritje bijvoorbeeld. Daarnaast deed ik regelmatig andere dingen, maar zonder de gerichte opbouw van het fietsen: wandelen, zwemmen, fitnessen, bodyshape, schaatsen.

In de maanden voordat ik begon met trainen voor Afrika had ik echter voor mijn doen weinig gedaan: ik was verhuisd en had even wat gesukkeld met vermoeidheid en wat vage klachten. Ik moest dus opnieuw beginnen, al was dat gezien mijn basis zeker niet bij nul. Ik begon anderhalf jaar voor ons vertrek, in augustus 2006. Dat klinkt lang, maar er waren tussendoelen en fasering (zie hieronder bij 'aanpak')

Doel

De trainingsopbouw was vooral gericht op het opbouwen van extensieve duurconditie: niet per se snel maar wel lang. Niet alleen was dat wat ik in Afrika nodig zou hebben, maar ook is die conditie direct gerelateerd aan je herstelvermogen. Hoe beter dat is, des te beter verteer je een meerdaagse inspanning.

Aanpak

Ik trainde anderhalf jaar lang drie keer specifiek voor fietsen: 1 X spinning, 1 X een lange duurtraining en 1 X iets minder lang. Af en toe deed ik intensievere weken, waarin ik bijvoorbeeld 1000 kilometer in één week probeerde te fietsen. Dat lukte net niet - ik kreeg een keer last van mijn rug en in juli/augustus was het een slechte zomer. Maar ik maakte wel lange dagen.

Er waren zes periodes te onderscheiden, de meeste met een eigen, tussentijds doel of hoogtepunt om naartoe te werken:

  1. De start. Augustus t/m oktober 2006, 17-15 maanden voor vertrek. Trainingsvorm: wandelen, met als tussendoel de Zeeuwse wandelmarathon (42 km, begin oktober). Zeer rustig en extensief beginnen, ik fietste hooguit en beetje.
  2. De winter overbruggen. November en december 2006, 14-13 maanden voor vertrek. De slechtste maanden van het jaar om buiten te fietsen. Elke week toch minstens één rit van minstens twee uur, liefst meer, en af en toe mountainbiken voor de techniek.
  3. Duurtrainingen, eerste fase. Januari t/m april 2007, 12-9 maanden voor vertrek. Tussendoelen: een trainingsvakantie in Italië (begin april) en de Amstel Gold Race, 240 kilometer in Zuid-Limburg, half april. Ik bouwde op naar dagen van acht uur fietsen. De AGR in april fietste ik in ongeveer 10 uur netto.
  4. Duurtrainingen, tweede fase. Mei t/m augustus 2007, 8-5 maanden voor vertrek. Tussendoel: Trondheim-Oslo (540 kilometer), 2e helft juni. Veel lange, rustige tochten, onder andere met meerdaagse trainingsweken, waarin ik streefde naar 1000 kilometer per week (wat niet lukte, zie hierboven). Trondheim-Oslo meegedaan, maar niet uitgereden (onderkoeld geraakt). Daarna, in juli/augustus, de 'taaiste' periode van veel lange dagen alleen fietsen in een niet al te beste zomer. Ik herinner me bijvoorbeeld een dag dat ik naar Venlo fietste: 200 kilometer met wind schuin tegen!
  5. Kracht en snelheid. September en oktober 2006, 4-3 maanden voor vertrek. Tussendoelen een koppeltijdrit (eind september), spinningmarathon (eind oktober). De slagroom op de cake: intensiever trainen. Omvang ingekort vanwege de toename van de intensiteit en het slechter wordende weer. Paar keer mountainbiken ook nog.
  6. Afbouwen. November en december 2007, 2-1 maand voor vertrek. Uitrusten; af en toe het zitvlees onderhouden door korte duurtrainingen (2 uur), geen spinning meer, en de laatste twee weken voor vertrek helemaal niets meer. In ieder geval voldoende weinig gedaan om gretig aan de start te staan!

Resultaat

Vooral in het begin van de Tour d'Afrique had ik veel voordeel van mijn fysieke conditie. Later verslechterde ik ten opzichte van minstens een deel van de anderen (zie hoofdstuk 2 over de frustratie in Malawi): ik werd langzaam, herstelde minder goed dan een deel (de jongere?) van de deelnemers. Ik was al goed getraind begonnen, had dus weinig doorgroeiruimte meer, zat al gauw aan mijn plafond en dan gaat de steeds groter wordende vermoeidheid een rol spelen. Wel was het zo dat ik alleen maar moe werd, en geen andere gezondheidsproblemen kreeg: mijn weerstand bleef goed en ik had geen overbelastingsverschijnselen.
Na terugkomst had ik de indruk uit wat me ter ore kwam dat de al-goed-getrainden gewoon waren blijven fietsen/sporten, terwijl de deelnemers die zonder veel fietstraining waren begonnen, de fiets in de hoek hadden gegooid.
Voordeel van al heel veel gefietst hebben van tevoren is dat je een aantal andere zaken ook al beter weet: ik was niet bang voor 200+ kilometers, kon mezelf al op heel lange dagen bij de les houden, mijn fiets 'zat' goed en was goed afgesteld, al mijn materiaal was beproefd - er waren andere deelnemers die er in Afrika bijvoorbeeld achter kwamen dat ze op de naden van hun fietsbroek zaten.

Naderhand: aftrainen

Ik kwam fysiek bek-af terug uit Afrika. Ik was 'overfietst': overtraind, maar het was geen trainen geweest. Ik was zo moe dat ik de eerste week thuis op de bank in slaap viel, en fietsen was alleen maar leuk als het makkelijk ging.
De eerste weken na thuiskomst fietste ik maximaal 1 à 1,5 uur, en deed ik daarnaast vooral naar behoefte de andere dingen, die ik ook wel had gemist: bodyshape, wandelen, zwemmen. Na een maand ben ik weer iets meer gaan fietsen, al bleef het beperkt tot wat leuk en lekker was - ik had vooral mentaal het gevoel al genoeg afgezien te hebben. Uit een maximaaltest in die periode bleek ook wel dat ik nog steeds vermoeid was: ik presteerde ongeveer gelijk aan een paar maanden voor de TdA, wat betekende dat mijn conditiewinst van al dat fietsen nog steeds werd opgeheven door de vermoeidheid.
Vanaf eind augustus voelde ik me weer normaal, en pikte ik het trainen weer op. Toen had ik voor mijn gevoel voor het eerst overcapaciteit: ik had in Afrika en daarvoor zo veel getraind dat 'normaal' sporten als weinig voelde. In de herfst voelde ik me fitter dan ooit. Pas in december werd ook dat weer normaal, wat wil zeggen: de winter is de kalmste en sloomste periode van het jaar. 2009 kon weer een normaal seizoen worden.

B. Mijn rug

Ik had al sinds een fietsvakantie in Denemarken, in de zomer van 1988. soms last van mijn rug. Op de rand van mijn heiligbeen, rechts, ontstond na lang fietsen een eerst pijnlijk en daarna 'dood' plekje. In de loop der jaren werd dat geleidelijk steeds erger: het kwam eerder opzetten, werd groter, ging ernstiger 'dood' en straalde soms zelfs uit naar mijn rechterbeen.
Ik deed er wel wat aan: naar de huisarts, die me geruststelde in mijn angst dat ik een hernia aan het kweken was. Naar de fysiotherapeut, waar ik al voor mijn bovenrug en nek kwam. Die zette dan wat recht en dan was het weer een tijdje minder, maar structureel veranderde er niets. Geleidelijk werd het steeds vervelender, maar het bleef wel te harden.
Tot dik twee jaar voor de Tour d'Afrique. In dat fietsseizoen was het erger dan ooit. Door fysiotherapie verslechterde het dit keer: het leek alsof mijn onderrug helemaal uit balans raakte. Voor het eerst had ik er ook buiten het fietsen last van. Ik kwam bijna elke ochtend stijfjes uit bed, en vaak kwam ik als een oma uit een stoel. Ik ging denken: als het zo doorgaat, kan ik over een paar jaar niet meer fietsen, of althans, dan is de lol er wel af. We hadden toen al plannen voor de Tour d'Afrique en daarvan dacht ik ook: vier maanden rugpijn, wil ik dat wel? En wat doe ik mezelf daarmee aan?
Twee dagen voordat we de sleutel van ons nieuwe huis kregen, anderhalf jaar voor de Tour d'Afrique, ging ik voor het eerst ooit door m'n rug: felle pijn, ik kon eerst amper bewegen, en het duurde weken voordat het weer normaal was. Op de fiets had ik de rest van die zomer steeds last: stijf, pijn, tot dagen erna zelfs. Ik ging mijn fietstoekomst steeds somberder inzien, en daardoor ging ik me oud voelen: er zou misschien door fysieke beperkingen een einde komen aan een grote passie.
Dat zou ik toch niet zomaar laten gebeuren. De eerste fysiotherapeut die ik in Rotterdam bezocht, deed hetzelfde als mijn oude: iets rechtzetten, en dan ging het wel weer even. Hij liet bovendien doorschemeren dat ouderdom nou eenmaal met gebreken komt, en dat ik, als ik er boven de 100 kilometer fietsen last van kreeg, maar gewoon geen 100 kilometer meer moest willen fietsen.
Naar een sportfysiotherapeut dus, maar ook dat bracht niet het gewenste resultaat. Hij liet me vooral krachttrainen. Ik twijfelde eraan of dat de juiste weg was, heb hem zelfs nog een keer gevraagd of er niet iets scheef kon staan in mijn heup of bekken, want ik voelde me a-symmetrisch. Maar nee, zei hij, ik moest gewoon sterker worden. Na drie maanden trainen was er echter nog geen spoor van verbetering, en toen collega-fietsvriendin-met-rugproblemen Henrike zei dat dat volgens haar toch echt wel had gemoeten, dacht ik: op naar de volgende.
De volgende fysiotherapeut was een tip van Jolanda, mijn vriendin die zelf fysiotherapeut is. Zij zei: 'Ga eens met mijn collega Leanne praten. Zij is gespecialiseerd in ruggen en fietst zelf.' Ik vond dat veelbelovend klinken, en tot mijn vreugde was meteen het eerste consult, in maart, driekwart jaar voor ons vertrek, een feest van herkenning. Zij liet me totaal andere dingen doen dan haar voorgangers, en alles paste overduidelijk in één plaatje: een scheefstand in mijn S/I-gewricht. Dat had nog nooit een fysiotherapeut gezien - ze zochten het allemaal in mijn rug, niet in mijn bekken.
Aan de ene kant was het toen ineens makkelijk: twee behandelingen en mijn bekken stond recht, en dat was het. Nooit meer last gehad van die twintig jaar oude klacht. Ik ging eind maart fietsen in Italië en tot mijn verbazing en plezier heb ik daar een week op een huurfiets gereden zonder rugklachten.
Maar aan de andere kant begon het afzien toen pas. De spieren rond mijn bekken stonden naar de oude, scheve stand, en het heeft maanden gekost om die te 'dresseren' in de nieuwe stand. In die tijd ben ik nog een keer door mijn rug gegaan, en ik had af en toe het gevoel dat mijn bekken en onderrug geen idee hadden waar ze hun balans nog vandaan moesten halen. Ik oefende zelf wel veel: zwemmen, bodyshape, fitnessen, grondoefeningen thuis. Zwemmen en bodyshape vond ik nog wel aardig om te doen, maar fitnessen en grondoefeningen: nee. Ik hield het alleen maar vol vanwege de gedachte aan de reis.
En al dat werk loonde. Aan het eind van de zomer viel alles op zijn plek en sinds dat moment voelt het gebied rond mijn bekken en onderrug als nooit tevoren: krachtiger en meer in balans. Dat werkte zelfs psychisch door, was mijn indruk. Fietsen deed geen pijn meer en ik voelde me weer jong bij opstaan uit bed of stoel.
Ik ging de Tour d'Afrique op dit punt met vertrouwen tegemoet zien. En dat vertrouwen is niet beschaamd: ik heb in Afrika 10.000 kilometer gefietst zonder last van mijn onderrug. Ik had nooit durven hopen dat het zó goed zou komen. Deels heb ik het geluk gehad dat ik bij een goede fysiotherapeut terechtkwam, deels heb ik er in het jaar voor ons vertrek zelf heel veel werk in gestopt: afzien met resultaat. Het opknappen van mijn rug leerde me bovendien dat ik niet te gauw bij de pakken neer hoef te zitten bij dooddoeners als 'dat hoort nou eenmaal bij het ouder worden.'

Terug naar de top

Vraag 2: Wat voor fietsen hadden jullie?

Snel Expedition. Dat is een soort kruising tussen een vakantiefiets en een mountainbike: een comfortabel stalen frame (maatbouw) met onderdelen voor een mountainbike, zoals 26-inch-wielen. Ik had er een met gewone Shimano Deore XT derailleur-versnellingen, hydraulische remmen en een extra versterkt balhoofd (Chris King); Henk koos voor een Rohloff-naaf.
De fietsen hebben het goed doorstaan. Henk moest z'n balhoofd vervangen, dat was een maandagochtendmodel en het viel onder de garantie, en zijn computer begaf het. Ik heb nieuwe versnellingskabels en een shifter gemonteerd, want er zat zand in. Dat was alles. Ik heb de 10.000 kilometer met één ketting en cassette gedaan, en die waren in Kaapstad zelfs nog niet versleten.
Maar onze fietsen waren van robuustheid wel zwaar. Vooral op de steile heuvels van Malawi, toen ik al niet in goede vorm was, heb ik dat vervloekt. Bij de keuze waren we ervan uitgegaan dat we meer slechte, onverharde wegen zouden krijgen. Dat viel in twee opzichten mee: elk jaar is er meer asfalt in Oost-Afrika, en we gingen niet door Kenia, terwijl Noord-Kenia van de Tour d'Afrique-route normaal gesproken het allerslechtste stuk is. Je kan de Tour d'Afrique tegenwoordig prima op een lichte mountainbike of veldfiets rijden. Hadden we, dat wetende, een andere keuze gemaakt? Ik denk het niet. Ik weet niet waar ik op had willen bezuinigen. Net de twee onderdelen waarop ik een andere, degelijkere keuze had gemaakt dan Henk, de fietscomputer (speciaal voor mountainbiken) en het balhoofd (Chris King), gaven bij hem problemen en bij mij niet. Ik was blij een betrouwbaar, degelijk stuk fiets onder me te voelen.

Enkele details wil ik er nog uitlichten als bijzonder nuttig:

Terug naar de top

Vraag 3: Hoe voorkwamen jullie lekke banden?

Henk en ik hadden samen nul lekke banden op meer dan 20.000 kilometer door Afrika fietsen. Hoe kan dat nou? Een combinatie van factoren:

Je kunt je echter wel afvragen of het sop de kool waard is. Onze maatregelen om lekke banden te voorkomen kostte geld, in de vorm van dure buitenbanden en die anti-lek-vloeistof. Dat is het probleem niet: je bespaart het op binnenbanden en op het totaal van de reis was het bedrag peanuts. De hoogste prijs die we betaalden, was in de vorm van gewicht en rolweerstand. Ik weet niet precies wat de invloed geweest is, maar die is er zeker geweest: we fietsten zwaarder dan had gekund (zie ook de vraag over onze fietsen hierboven).

Terug naar de top

Vraag 4: Wat waren al die nauwgezetten voorbereidingsmaatregelen op gezondheidsgebied (zie hoofdstuk 1)?

Checklist voorzorgsmaatregelen:

Speciaal voor vrouwen In de informatie die ik had gelezen over gezond blijven in de Tropen, werd meestal ook even aandacht besteed aan de specifieke zorgen van vrouwen. De meeste vrouwen, zo stond daar dan, slikken tijdens hun reis de pil door om niet ongesteld te worden. Ik ben niet aan de pil en was eigenlijk niet van plan hem voor deze reis te gaan slikken. Welk risico liep ik dan, met ook nog eens die beperkte hygiëne in de kampen? Daar kwam ik niet achter. Volgens de dokter die ons vaccineerde, viel dat waarschijnlijk wel mee, en was het hooguit onhandig. Dat bleek inderdaad zo te zijn, en zelfs die onhandigheid viel wel mee. Er waren zelfs in alle grotere steden gewoon tampons te koop bijvoorbeeld. De hygiëne bleek goed hanteerbaar met een washandje, een beetje waswater en vochtig wc-papier.

Terug naar de top

Vraag 5: Wat deden jullie tegen zadelpijn?

Zadelpijn is voor een groot deel te voorkomen, juist als je veel fietst. Ervaren fietsers hebben er minder last van dan onervaren fietsers denken. Deze vraag kregen we dan ook vooral voorgelegd door niet-fietsers.
Juist als je eens een enkel keertje gaat fietsen, op een huurfiets misschien, heb je er last van. Het allerbelangrijkste is namelijk dat je fiets goed past. Te laag zitten geeft extra druk op je zitvlak. Te hoog zitten geeft meer wrijving onder de kont. Ook komt er meer druk op de billen naarmate je rechterop zit; een sportieve houding vermindert de druk, maar daardoor steun je wel weer zwaarder op je handen. De goede houding is dus een kwestie van balans tussen druk op de kont en handen. Bij mijn Afrika-fiets was dat eerst zoeken, maar een half jaar voor ons vertrek had ik de goede houding gevonden.
Zadelpijnpreventie begint dus met een goed afgestelde fiets. Daar komt dan nog bij een goed zadel. Dat is een persoonlijke zaak, een kwestie van uitproberen. De bedoeling is dat de druk zo veel mogelijk ónder je zitbotjes zit, en niet ernaast - dat leidt letterlijk tot blaren op de billen.
Onder die zitbotjes moet dan een goed passende fietsbroek zitten, die die druk opvangt. De broeken die we naar Afrika meenamen, voldeden aan strenge selectiecriteria. Henk keurde een broek af omdat er een onzichtbaar naadje verkeerd zat, dat zich telkens in z'n linkerbil ingroef. Ik droeg een broek aan hem over, want ik zat op de naad daarvan, Henk niet.
Ook hadden we zo veel mogelijk verschillende broeken bij ons, zodat de pasvorm steeds net ietsje anders was. Als je dan van één broek doorgezeten was, kon je variëren. Dat werkte goed. Ook zorgde ik voor bijna elke fietsdag een schone broek, zonder tussentijds te hoeven wassen. Dat betekende dus zeven broeken mee, want dat was de langste aaneengesloten fietsperiode (tussen twee rustdagen). Wat er nog aan druk op de zitbotjes resteert, is deels trainbaar: je krijgt iets eelt-achtigs op je kont, een verdikking van het vel of het onderhuidse bindweefsel. Veel fietsen is dus een belangrijke remedie tegen zadelpijn. Het was één van de redenen om veel te trainen in de aanloop naar de Tour d'Afrique: zitvlees kweken.
Verder kun je nog wat doen met hygiëne, maar die mogelijkheden waren in Afrika beperkt. Elke dag wassen, ondanks de beperkingen. Als er een douche was, scrubde ik m'n bips met een middeltje tegen jeugdpuistjes. In het kamp was het zaak zo snel mogelijk de fietsbroek uit te trekken. Dokter Steve raadde ons, nouja, de mannen, aan 'to hang lose': zo veel mogelijk 'luchten'. De djellaba die Henk in Egypte had gekocht, bewees daarvoor goede diensten. Ik droeg meestal een rok, sowieso in Afrika het meest gepaste kledingstuk voor een vrouw.
In de voorbereiding experimenteerde ik met kamferspiritus, dat de huid schijnt af te harden. Ik weet niet of het heeft geholpen, maar het deed geen kwaad.
Voor onderweg hadden we speciale zadelpijnpleisters gekocht, die niet helpen tegen de pure druk, maar wel tegen de 'branderigheid' van de wrijving. Ik heb ze een paar keer gebruikt, en dat scheelde wel.
We hadden van de huisarts crèmes meegekregen, een voor doorligwonden en een met antibiotica. Die hebben we niet nodig gehad: gewone zinkzalf van de drogist was genoeg tegen de schraalte. Er is niets open gegaan, gelukkig, en we hebben allebei een huid die niet veel vet nodig heeft, integendeel: ik krijg van vet meer puistjes, met het risico op steenpuisten.
Wel of niet smeren is een persoonlijke kwestie en dus een zaak van in de voorbereiding experimenteren met waar je goed op reageert. Met een drogere huid moet je meer smeren. Al blijft het zaak smeren te beperken, omdat je huid er week van wordt, en in het vet bacteriën kunnen gaan groeien. We gebruikten de zinkzalf vooral 's avonds en op rustdagen, om de huid bij te laten trekken. Fietsen zelf deden we zo vetloos mogelijk.

Terug naar de top

Vraag 6: Hoe hadden jullie het met je werk geregeld om zo lang weg te kunnen?

Dat was niet zo moeilijk. Voor mij als eigen baas geldt dat ik kan doen en laten wat ik wil, zo lang er maar brood op de plank komt. Ik had een aantal goede jaren achter de rug, en dus er lag een voorraadje brood. Wel was het belangrijk netjes met mijn opdrachtgevers om te gaan. Ik ben meer dan een jaar bezig geweest met aankondigen dat ik weg zou gaan, ik heb ze toen het zo ver was als cadeautje een speciale Tour d'Afrique screensaver gegeven, en ik heb toen ik weer terug was een bijeenkomst voor ze georganiseerd waarbij we het nuttige met het aangename combineerden: mooie Afrika-verhalen op een leuke locatie met Afrikaanse hapjes en drankjes, en een voorbeeldige Powerpointpresentatie met mijn lessen uit Afrika die in organisaties gelden. Dat is allemaal goed verlopen. Wat ingecalculeerd was en inderdaad zo uitpakte, was dat ik in 2008 maar een derde van mijn normale jaaromzet gerealiseerd heb, We kwamen vlak voor de zomer terug, en in de zomer ligt mijn werk elk jaar plat. Dat gaf me de tijd om artikelen over de reis te schrijven plus de eerste versie van wat later Afzien voor beginners is geworden, en om voorwaarden te scheppen om er weer tegenaan te gaan. Zo kwamen er dus nog enkele maanden van weinig verdienen bij. Daarna kwam mijn werk weer op gang, ondanks dat de kredietcrisis toen net begon.
Henk heeft gebruik kunnen maken van een spaarverlofregeling. Die mazzelaar kreeg gewoon doorbetaald. Daar staat tegenover dat hij al jaren fulltime werkt voor een parttime salaris. De rest gaat in het verlofspaarpotje, nog steeds - voor een volgende reis?! Henk heeft wel meer moeten afstemmen. Zijn werk had net een reorganisatie achter de rug, en eerder weggaan had daarom niet gekund.
Naast het regelen speelde natuurlijk geld een rol. Hoe bekostigden we vier maanden niet werken? Henk kreeg dus doorbetaald, hem kostte het alleen de reis en de uitrusting. Mij kostte het datzelfde plus tweederde jaaromzet. Maar ik had dat potje.
En we zijn 'dinky's': double income, no kids - een groep die het relatief breed heeft. Voor dinky's leven we op niet al te grote voet: we hebben bijvoorbeeld bepaald geen tophypotheek, en we hebben geen auto, laat staan twee. Dat maakt financieel heel wat mogelijk, zonder dat we onszelf in het dagelijks leven iets hoeven te ontzeggen. Dat is luxe, maar het is ook een keuze: we hadden een duurder huis kunnen kopen. Maar we hebben gekozen voor vrijheid.

Terug naar de top

Vraag 7: Wat aten jullie in het kamp?

Ontbijt: Keuze uit brood of iets pap-achtigs, zoals 'porridge' (in water gekookte havermout) of muesli, aangemaakt met melk uit melkpoeder. Mijn voorkeur ging uit naar de havermout, soms opgeleukt met wat maple syrup (Canadese organisatie!), chocoladesaus, cornflakes of een banaan. Daarbij koffie of thee - meestal thee, want de koffie was niet bijzonder lekker en ik wilde mijn darmen zo min mogelijk prikkelen. Mijn koffiemoment bewaarde ik liever voor onderweg.

Tussendoor: Voor en na de lunch hetzelfde ritueel: een energiereep en een bidon sportdrank, plus water. We kregen per persoon per dag twee energierepen van de organisatie.
Het water en de sportdrank gingen wel, zo lang als het niet te heet was. Heet water met ontsmettingsmiddel uit een bidon... brrr! In Soedan liep de temperatuur ervan op tot wat thuis uit de douche komt. Warme sportdrank smaak citroen-chloor-zand. Maar meestal was het gelukkig niet zo erg.
De energierepen vonden wij prima: ze deden hun werk goed en het waren veel verschillende smaken, dus ze gingen niet vervelen. Ze waren goed weg te werken, al bleek dat in Nederland lastiger: zonder de Afrikaanse hitte bleken ze een stuk taaier. Een clubgenoot aan wie we er één gegeven hadden, kauwde er een vulling mee uit zijn kies!

Lunch: Brood met als beleg vaak tonijn of een tomaat- of komkommersalade, soms vlees, en verder diverse smeerbare dingen, zoals honing en pindakaas, en smaakmakers zoals mayonaise en mosterd. Meestal ook fruit: banaan, sinaasappel, mango. De lunch was om onbegrijpelijke redenen op rantsoen (zie hoofdstuk 4). De kwaliteit van het brood varieerde ook nogal. In Tanzania en Malawi keek je er dwars doorheen.

Bij aankomst: Soep, vaak gemaakt van het overgebleven eten van de dag ervoor, met broodjes en beleg zoals bij de lunch. Daarbij koffie en thee.

Avondeten: Meestal een ruime hoeveelheid van redelijk verantwoord eten met een koolhydratenbron, iets met eiwitten en groente (maar zie de kanttekeningen in hoofdstuk 4). De eerste ronde werd opgeschept door de staf, daarvoor stonden we in de rij. Als iedereen had, was het open kitchen en mocht je zelf bij gaan halen. Wij deden dat altijd. Daarna koffie of thee - en je bordje zelf afwassen.