AFgelopen maandag is er in de NRC een ingezonden brief van mij verschenen. Hieronder de hele tekst (in de krant was-ie ietsje ingekort).
Regelmatig verschijnen er artikelen in deze krant waarin wordt geconstateerd dat het met de taal of het schrijven van jongeren slecht is gesteld. Kern van de klacht is altijd dat zelfs jongeren met een VWO-opleiding kromme zinnen schrijven (‘het meisje die…’ ) en spelfouten maken (onmiddelijk).
Universiteiten hebben tegenwoordig toetsen en bijspijkercursussen. Gevaar daarvan is echter dat jongeren de indruk krijgen dat goed schrijven een kwestie is van het toepassen van een groot aantal, deels zeer willekeurige, kunstmatige en onlogische, regels: waarom is onmiddellijk met twee l’en? Daarom! En het is heel belangrijk! Althans, dat vinden ouderen en docenten.
Het is beter om jongeren bij te brengen dat schrijven iets anders is dan het eruit kwakken van je persoonlijke oprispingen, zoals op Twitter en weblogs. Dat het een fikse inspanning vergt om met een tekst iets te bereiken bij een lezer die op grotere afstand van je staat dan je Hyves- en MSN-vrienden. Laat jongeren bijvoorbeeld maar eens een studietekst lezen die is geschreven zoals de gemiddelde internet-taal: geen interpunctie, geen hoofdletters, geen alinea-indeling en veel spelfouten. Dáárom zijn er regels: als serviceverlening aan de lezer.
Goed schrijven is meer dan regeltjes toepassen, en vergt jarenlange oefening en training. Bied jongeren die, en leid de schrijfcreativiteit in goede banen die ze hebben ontwikkeld door hun gebruik van de nieuwe media – in plaats van te zeuren over hun taalslordigheid.